Nieuwsbrief

Shoppen en slempen in Dubai, een adrenalinerush in de woestijnduinen van Abu Dhabi, struinen door sprookjesachtig Muscat en zachtroze zonsondergangen boven de Perzische Golf: reisjournalist Sander Groen scheept in voor zijn maagdentrip op een cruiseschip.

Lekker lang uitslapen. De butler bezorgt een champagnebrunch, die ik in donszachte witte badjas opeet op mijn balkon met zeezicht. Dan shoppen voor een nieuwe zwembroek, een paar baantjes trekken in het openluchtzwembad, bubbelen in de jacuzzi en hup, naar de spa om te ontspannen bij een hemelse massage. Na een perfect gemixte martini wordt er in vijf gangen gedineerd bij kaarslicht. En dan: grof gokken in het casino, een musical in het theater, filmkijken onder de sterrenhemel of toch doorhalen in de disco? Vervelen is er niet bij en ik hoef er de deur niet voor uit – alle verwennerij en entertainment die ik me kan wensen is hier beschikbaar, handig bij elkaar onder één dak.

Klinkt als een super-de-luxe vijfsterrenhotel? Klopt, maar wel op een gekke plek: de vrachthaven van Dubai, een kilometer of wat verwijderd van de flonkerende wolkenkrabbers, temidden van scheepskranen en zeecontainers. Niet de meest glamoureuze locatie om in te checken, maar hij ligt er echt: de rode loper naar mijn slaapkamer. De komende week verblijf ik in dit varende vijfsterrenhotel voor een potje onbekommerd cruisen op de Perzische Golf. In Holland is het hartje winter, hier schijnt de zon bij een graad of vijfentwintig.

Ik ben een cruisemaagd – mijn vaarervaring reikt niet veel verder dan de veerboot van Nice naar Corsica, een reisje op de Rijn en een ‘booze cruise’ van Helsinki naar Tallinn. Met de eerste echte cruise van mijn leven voor de boeg, sta ook ik bol van de vooroordelen: er zullen wel vooral verwende Amerikanen aan boord zijn, het rollatorgehalte is hoog, de animatie is amateuristisch, het entertainment kitscherig en de excursies zijn te massaal, het eten komt uit roestvrijstalen warmhoudbakken, de hutten zijn krap en bedompt en voor je het weet ben je zeeziek. Nee, mij heeft het nooit zo getrokken, dat cruisen.

Kamelen en oases

Bóem, kléng, béng: mijn lijf en leden worden danig door elkaar geschud. Abu Dhabi is de grootste staat van de Verenigde Arabische Emiraten met ook de grootste olievoorraad. De gelijknamige hoofdstad is de rijkste stad op aarde – elke Arabier is hier zo’n dertien miljoen euro waard – en heeft er zo’n honderd miljard euro voor uitgetrokken om de kunsthoofdstad van het Midden-Oosten te worden. De lokale filialen van het Louvre en Guggenheim openen in 2012. Intussen biedt Abu Dhabi toeristen wat het populaire buuremiraat Dubai ontbeert: ruimte, heel veel ruimte – pakweg 99 procent van het landoppervlak bestaat uit woestijn, eindeloze oranje woestijn met hier en daar een herkauwende kameel.

In een dozijn flonkerende terreinwagens – airco, kalfsleren bekleding – rijden we in konvooi de stad uit, van het asfalt af en en zo de zinderend hete woestijn rond oasestad Al Ain in. De populairste attractie van Abu Dhabi is dune bashing: zo hard mogelijk rondracen door de woestijnduinen, balancerend op torenhoge duintoppen, loodrecht de diepte in en met razende motor weer naar boven – een vierwielaangedreven achtbaan in het woestijnzand, zeg maar. Spanning en sensatie gegarandeerd. Na een bloedstollend uurtje wordt er geluncht en gelounged in een nomadententenkamp en op de terugweg naar het schip is er nog een tussenstop om te knuffelen met kamelen.

Fujeirah is het enige emiraat zonder olie en daardoor nog het meest authentieke Golfstaatje. We krijgen in het stadje met louter laagbouw de vismarkt te zien, ’s lands oudste moskeetje en een fenomenaal, eveneens drieduizend jaar oud woestijnfort. Daarna worden we meegenomen naar een speciaal voor toeristen opgetrokken ‘erfgoeddorp’, waar gerimpelde mannen in hagelwitte dishdasha’s Arabische koffie en verse dadels uitdelen en mysterieus gemaskerde vrouwen in tenten kantklossen met gouddraad. Niet erg authentiek, maar het geeft een indruk van hoe de woestijnnomaden hier vroeger leefden. Een leuk dagje uit, zo’n kant-en-klare excursie. En daarna napraten en bijkomen op het achterdek met een koele cocktail bij de zachtroze zonsondergang boven de Perzische Golf. Niks mis mee.

Ontspanning in de spa

Terug aan boord van de Costa Victoria blijkt dat ik er ook met mijn andere vooroordelen flink naast zat. Mijn ‘hut’ is een ruime kamer met kingsize-bed, platte tv, badkamer, zitje, minibar en niks geen patrijspoort, maar een glazen schuifpui en een balkon met 180 graden zeezicht. Aan het eten dat op tafel komt kan menig Parijs Michelinrestaurant een puntje zuigen, maar wie geen zin heeft om te kiezen uit een vroege of late zitting en een vast menu, tafelt in het à la carte-restaurant of à deux op het eigen balkon. Ook onverwacht: voor de tweeduizend passagiers staat achthonderd man personeel klaar, overwegend Filipino’s en zonder uitzondering vrolijk, vriendelijk en attent.

Toegegeven: het kan aan boord een drukke boel zijn, vooral aan het einde van de middag als de passagiers terugkomen van de dagelijkse excursie en men ligbedje aan ligbedje ligt te bakken in de Arabische zon. Terwijl iedereen zich optut voor het diner, is het dek leeg en heb ik het zwembad zomaar voor mezelf. Als ik daarna plat ga in de spa voor een portie aromatherapie, is de ontspanning compleet. Na het door de roomservice bezorgde diner kruip ik rozig onder mijn donzen dekbed en slaap ik als een roos. Morgen weer een nieuwe bestemming.

Want hoe lekker luxueus het schip ook is, dat is toch het leukste van zo’n hotel dat vaart: elke dag ben je ergens anders. De ene dag trek ik de gordijnen open en zie ik de wolkenkrabbers van Abu Dhabi, de andere dag word ik wakker met uitzicht op de rozerode rotsen van Oman. ’s Nachts snurk ik tevreden terwijl de kapitein het drijvende hotel over de Golf van de ene naar de andere duizend-en-een-nacht-bestemming stuurt, en overdag trek ik eropuit: van Dubai via de emiraten Abu Dhabi en Fujairah, het eilandkoninkrijk Bahrein en beeldschoon Muscat terug naar Dubai.

Sprookjesstad Muscat

Van de vijf bestemmingen blijkt Bahrein het minst te beklijven. Hoofdstad Manama biedt een nationaal museum en een moderne moskee, een blik waardig zijn de gerestaureerde woestijnhuizen en antieke winkeltjes met Arabische zoetigheid op het aanpalende eiland Muharraq, en landinwaarts zijn een op de Werelderfgoedlijst genoteerd Portugees fort en honderden prehistorische grafheuvels best bijzonder. Dat is het dan wel en voorlopig blijft het daar ook bij; de anderhalf miljard euro die de koning heeft uitgetrokken voor de ontwikkeling van het toerisme in Bahrein steekt schril af bij de honderd miljard van Abu Dhabi.

Over het hoogtepunt van de Arabische cruise zijn alle passagiers het wel eens: Muscat, de hoofdstad van het sultanaat Oman, is een sprookje van duizend-en-een-nacht. Hier geen skyline van flonkerende torens, maar louter stralend witte laagbouw met sierlijk geometrisch metselwerk, parmantige poortjes, koepels met kleurige mozaïeken en dikke deuren van verfijnd houtsnijwerk, en dat alles tegen een achtergrond van vlijmscherpe rozerode rotsen met op de toppen fiere forten en plompe torens – dat zijn hier de enige wolkenkrabbers. Kan zo op een ansicht.

Na een laatste avond en nacht op de Costa Victoria, met een decadent galadiner en dansen in de disco, is het de beurt aan Dubai. De Arabische hoofdstad van het hedonisme staat bol van de hippe designhotels, loungebars, fusionrestaurants en megawinkelcentra. Hier heb ik nog een volle dag om mijn creditcard te legen: in The Dubai Mall kost bij Harvey Nichols een doosje hartvormige suikerklontjes zomaar zeven euro, een broek bij Banana Republic doet honderd pop en bij Ted Baker koop ik een merinowollen truitje voor tweehonderd euro.

Nee, goedkoper dan thuis is het hier niet, maar met zoveel winkels bij elkaar – The Dubai Mall is ’s werelds grootste winkelcentrum – word je vanzelf gegrepen door het koopvirus. En dus haast ik me met tassen vol nieuwe kleren terug naar het vliegveld. Geen tijd gehad voor de ouderwetse kant van Dubai: het labyrinth van kronkelstraatjes vol goud-, specerijen- en textielsoeks, Iraanse moskeeën en Arabische windtorens aan weerszijden van de Dubai Creek. Maar ik heb nog een goede reden om terug te komen: mijn eerste cruise is me uitstekend bevallen. Dat smaakt naar meer – ik wil nóg een keer. 

Cruisen op de Perzische Golf
Op de kaart lijkt het heel wat, dat Arabisch schiereiland, in werkelijkheid valt het met de afstanden reuze mee. Van Dubai naar Abu Dhabi is een uur rijden, naar Fujairah twee uur door de woestijn, en daarvandaan langs de kust naar Muscat drie uur. Alleen Bahrein moet per vliegtuig; in een huurauto via Saoedi-Arabië is toeristen niet toegestaan. Het kan ontspannener, met een koele fles prosecco in een varende hotelkamer met roomservice en zeezicht. Het Italiaanse Costa Crociere trekt een relatief jong en overwegend Europees publiek en is een van de twee rederijen die hier varen: in een week van Dubai naar Dubai via Muscat, Fujairah, Abu Dhabi en Bahrein. Ik maakte deze cruise vorig seizoen op de Costa Victoria, inmiddels heeft de rederij haar fonkelnieuwe vlaggenschip ingezet: de Costa Luminosa met twaalf dekken, twee restaurants, een dozijn bars, twee zwembaden en een spa. Cruisen op de Perzische Golf kan nog tot eind maart en volgend seizoen vanaf december. Een binnenhut kost vanaf € 600 p.p., een kajuit met balkon ca. € 1300.

Gratis nieuwsbrief
Wil jij mijn reisreportages gratis in je mailbox? Ik stuur je graag eens per kwartaal mijn nieuwsbrief.