Zonnebakken op een stil zandstrandje in een beschutte baai of smikkelen van een spartelvers visje aan een vrolijke vissershaven vol kleurige bootjes kan prima. Maar dan eropuit, de paden op en de bergen in, want nergens is de natuur zo oogstrelend knoestig als op Corsica.
Île de Beauté wordt Corsica steevast genoemd. Kan wel wezen, maar dat eiland van de schoonheid komt met een stevig ruig randje. Corsica staat bol van de pittoreske vissersdorpen, stille strandjes in beschutte baaien en lieflijke valleien met knus kabbelende bergbeekjes, maar beschikt ook over misschien wel de meest meeslepende natuur van Europa: ruige rotskust met woest beukende golven en grillige grotten, duizelingwekkende kloven, eeuwenoude oerbossen en honderd bergtoppen van meer dan tweeduizend meter met eeuwige sneeuw.
Geen mediterraan eiland is zó gevarieerd. Ruim eenderde van Corsica is beschermd natuurreservaat – daar wonen allerlei bedreigde bomen, planten en beestjes die elders allang uitgestorven zijn. Een natuurparadijs. Eén probleem is er maar: de Corsicaanse natuur is schier onbedwingbaar.
Wandelen doe je met stevige schoenen, lange broek en de EHBO-doos altijd onder handbereik, want de bosjes zijn borstelig en stekelig, de paadjes die langs diepe ravijnen leiden zijn akelig smal, zon en hitte zijn meedogenloos of er waait juist een stevige storm en een mediterrane plensbui zorgt zomaar voor een glibber- of glijpartij. Tussen al die pieken en dalen rol je van het ene in het andere microklimaat, en binnen een mum van tijd is je oriëntatievermogen de kluts kwijt.
Stil schiereiland
Op Cap Corse valt dat allemaal best mee, maar voor de zekerheid charteren we toch een gids. Louis van Objectif Nature pikt ons op in Bastia, ooit het fiere fort van de Genuezen, nu een verbazingwekkend bolwerk van vergane glorie. Over de kronkelende corniche die in andere tijden werd aangelegd door Napoleon III, rijden we noordwaarts, dwars door vissersdorpjes als Erbalunga en Porticciolo, die zo op een ansicht kunnen en waar de bewoners niets anders te doen hebben dan niksdoen.
Schiereiland Cap Corse meet amper veertig bij tien kilometer, maar heeft genoeg moois te bieden om je een week zoet te houden, zoals middeleeuwse kerken en kloosters en kastelen, bergdorpjes die parmantig balanceren op een rotspunt en wijngaarden op de hellingen van de Serra, de bergkam die over het hele schiereiland loopt met toppen tot ruim 1300 meter. Gek genoeg komt hier geen kip; de meeste toeristen vind je aan de overkant van het eiland, in het plezante vakantiedorp Île-Rousse en in Calvi met z’n fiere citadel.
Miezert het, zoals vandaag, dan is het helemaal uitgestorven. Op de kustweg naar onze bestemming Macinaggio komen we precies nul andere weggebruikers tegen. Maar goed ook, want de weg is hooguit anderhalfbaans en slingert er lustig op los langs de grillige kust. Aan muurtjes of vangrails langs metersdiepe afgronden doen ze hier niet; een plotseling opdoemende tegenligger betekent een wisse dood. Niettemin kachelt Louis voort met een vrolijk vaartje.
Plompe torens
In een vloek en een zucht staan we aan de afgelegen Baie de Tamarone, het wonderschone vertrekpunt van de Sentier des Douaniers. Dat pad waarlangs in vroeger tijden de Genuezen op de loer lagen voor Moorse piraten – wat ook al die ruïnes van plompe uitkijktorens verklaart – is nu getransformeerd tot gemarkeerde wandelroute. Pal aan het strand staat een paillote, een bouwvallige barak met bar en barbecue, waar het bij mooi weer een gezellige boel is. Nu is er niemand, maar de deur is open en binnen is het droog.
Louis tovert een boodschappentas tevoorschijn, want op pad met een lege maag, dat gaat niet. Et voilà, een picknicktafel vol Corsicaanse delicatessen: knapperverse stokbroodjes, handgerookte rauwe ham, geurige droge worstjes en smakelijke stinkkaasjes, alles weg te spoelen met een fles lokale rosé – op Corsica worden fijne wijnen gemaakt, maar in Nederland zie je die niet omdat Franse toeristen iedere zomer met zichtbaar plezier de hele voorraad komen opdrinken. Afijn, kost wat, zo’n natuurgids, maar dan heb je ook wat. Om te beginnen bijvoorbeeld een bolle buik.
Op pad voor de eerste etappe van de Sentier des Douaniers door het Capandula-reservaat. Meteen wordt duidelijk dat dit de kruidentuin van Corsica is; behalve maquisstruiken, die je ongeveer overal op het eiland tegenkomt, groeien en bloeien hier ook lavendel, laurier, mirte en oregano in het wild – een geurige boel.
Mooiste strandjes
De Îles Finocchiarola vormen de volgende attractie. De drie ‘venkeleilanden’ zijn onbewoond, rotsig en piepklein, toch vormen ze samen hun eigen beschermde natuurreservaat én hebben ze hun eigen microklimaat. Aanmeren is ’s zomers streng verboden, want dan broeden hier drie bijzonder bedreigde watervogels; de geelpootmeeuw, audouinsmeeuw en kuifaalscholver, plus de duinpieper, de Sardijnse en Provençaalse grasmus en de kleine zwartkop. Een beetje vogelaar haalt hier z’n hart op – maar nu even niet.
Van de bijna honderd uitkijktorens die de Genuezen achterlieten op Corsica, is de reusachtige Tour de Maria met stip de mooiste. Drie verdiepingen hoog en theatraal in tweeën geklieft, balanceert de toren op z’n eigen eilandje in de zee, vijfhonderd jaar oud en al. Een paar passen verderop liggen in een beschutte baai twee van de mooiste en stilste strandjes van Corsica, Cala Genovese en Cala Francese, maar het is nou niet bepaald weer om te zonnebakken.
Sterker nog: de hemel barst open. Mooi moment om rechtsomkeert te maken en de alternatieve, kortere route te kiezen. Gewapend met paraplu’s en poncho’s glibberen en glijden we, via een duizend jaar oud kapelletje en dwars door de kruidentuin van Corsica, naar waar we vandaan kwamen. Terug in de paillote trekken we snel nog een fles Corsicaanse rosé open. De natuur is prachtig, maar nu eerst opdrogen.
Luie minicruise
In een verkiezing van Corsica’s mooiste natuurlijke wereldwonderen zou de eerste plaats gegarandeerd voor Scandola zijn. Dit natuurreservaat aan de wilde westkust staat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco en is zó bijzonder dat ook hier niemand mag komen – het gebied is hermetisch afgegrendeld en wordt bewaakt door bewapende rangers. Elk nadeel heeft z’n voordeel: Scandola bekijken kan alleen vanaf zee op een minicruise vanuit Calvi of Porto. Natuurliefhebbers kunnen voor de verandering lekker lui achterover leunen.
De bizarre rotsformaties ontstonden 250 miljoen jaar geleden door vulkanische activiteit en variëren in kleur van feloranje tot roestbruin, een prachtcontrast met het frisse groen van de maquisstruiken en het diepe blauw van de zee. Hier groeien de zeenarcis en het zilverkruiskruid, broeden visarenden en slechtvalken, en in zee spartelen de gouden wrakbaars, tandbrasem en ombervis – allemaal alweer bijzonder en bedreigd.
Even verderop staan ook Les Calanches de Piana genoteerd op Unesco’s Werelderfgoedlijst. Guy de Maupassant omschreef ze ooit als “een volk van gedrochten, een menagerie van nachtmerries, versteend door de wil van een doorgedraaide God.” De rode en purperen rotspartijen die tot driehonderd meter hoogte loodrecht uit zee oprijzen, hebben de bizarste vormen, waarin je zomaar een hondenkop, beer, schildpad, monnik of de moorkop van de Corsicaanse vlag herkent. Da’s pas natuurschoon.
Dolfijne dolfijnen
Het woeste binnenland hebben we nog tegoed en daar kunnen we kiezen uit meer natuurparken, oerbossen en bergketens, de een nog mooier én ontoegankelijker dan de ander. Flink wat inspanning voor de boeg, maar da’s voor later. Voorlopig doet de kapitein van onze minicruise het noeste navigeerwerk en genieten wij comfortabel van Corsica’s mooiste natuurfenomenen.
Precies op tijd breekt het zonnetje door, en dan is er ineens commotie: een complete school dolfijnen komt gezellig een stukje met ons meezwemmen. Geen diersoort op aarde te bedenken met een toepasselijkere naam; een ontmoeting met dolfijnen is echt dol-fijn. Oh en ah roepen de passagiers, en we zakken nog eens lekker lui onderuit, een ijskoud Corsicaans biertje in de hand. Natuurkijken op Corsica is heus niet altijd afzien.