Nieuwsbrief

Zes maanden per jaar reist hij de wereld rond, van kloostercel via ijsbed naar capsulehotel. Reisjournalist Sander Groen vertelt over zijn bijzonderste overnachtingen.

Heilig Bed

De heiligste plek van Mallorca is Lluc, een kloosterdorpje op een panoramische prachtplek. Drukke boel: voor het kapelletje met La Moreneta, een met wonderen omgeven houten beeldje van de Heilige Maagd, moet je in de rij. Ook in de basiliek, waar dagelijks koorknapen in blauwe tuniekjes de sterren van de hemel zingen, is het dringen. Maar ik bleef logeren – mijn eigen ‘cel’, met Maria boven het bed, kostte drie tientjes  – en had het klooster na vijven voor mezelf. Dan is Lluc een en al gewijde rust en ruimte. Was je nog niet spiritueel, dan zou je het in Lluc zomaar worden. Maar alleen als je er een nachtje over wilt slapen.

Een bed van ijs

Van het Lapse gehucht Jukkasjärvi, met meer huskies dan inwoners, zou niemand hebben gehoord als daar niet jaarlijks ’s werelds koudste hotel werd gebouwd. Alles kan hier smelten: de kamers, bedden, tafels, stoelen, lobby, bar, kroonluchters, kerk en kunst. Als ik incheck in het Icehotel, staat er min 16 op de thermometer. Hotel Bibber is van ijs, mijn kamer idem en ook mijn bed is een massief blok ijs – ik doe vannacht geen oog dicht. Eerst naar de ijsbar voor een nachtmuts. Na een pittige wodkacocktail of wat warm ik langzaam op en slaap ik als een roos.

Expeditie Robinson

Het contrast kan niet groter: de ene nacht slaap ik in een peperdure villa van 2500 euro, de volgende nacht voor 5 euro in een bamboehutje op een bountystrand. Vanuit een hyperluxueus resort in de bergen bij Ubud op Bali vertrek ik per veerboot naar de bij Lombok gelegen piepkleine Gili-eilandjes. Mijn hutje blijkt voorzien van een bamboebed en een kraantje met koud stromend zeewater, da’s al. Spartaans, maar pal onder de palmbomen aan een suikerwit zandstrand en op een paar stappen van de handwarme Indische Oceaan. Zaligmakende accommodatie hoeft niet duur te zijn.

Tokyo Hotel

’s Werelds kleinste hotelkamers vind je in Japan: een comfortabel bed in een hokje van twee bij één bij één meter – niet veel groter dan een grafkist. Ik slaap in Tokio in het capsulehotel in de mangawijk Akihabara en heb achter het glazen deurtje van mijn microkamer alles binnen handbereik: een bamboerolgordijntje voor privacy, een tv’tje vol hysterische spelshows, een klokradio voor de karaokeversies van Japanse evergreens, airco, een leeslampje en gratis wifi voor mijn laptop. Alleen voor toilet en douche moet ik in yukata en slippers de gang op. Slapen gaat prima in zo’n hotelcapsule – zolang je maar niet claustrofobisch bent.

Enkeltje Teheran

Eens per week vertrekt vanuit Istanbul de trein naar Teheran. Per vliegtuig duurt de reis drie uur, de Trans-Azië Expres doet er drie dagen en drie nachten over. Druk is het niet op de trein – twee dozijn Iraniërs, een dozijn westerse toeristen en een half dozijn Turks treinpersoneel – en dus heb ik een privécoupé. Veel tijd breng ik daar niet door, want de treinsteward belooft wat: “Tonight we’ll have a party on wheels!”In het restaurantrijtuig wordt tot diep in de nacht gezongen en gedanst en totdat we de Islamitische Republiek Iran binnenrollen, vloeit de drank rijkelijk. Leuk, zo’n Perzisch partijtje tussen de rails. 

Gratis nieuwsbrief
Wil jij mijn reisreportages gratis in je mailbox? Ik stuur je graag eens per kwartaal mijn nieuwsbrief.