Nieuwsbrief
11 min read

Fris en fruitig Valencia

Inmiddels een bekend Iberisch trucje: haal een evenement of architect van wereldfaam in huis en hup, een volledig in de vergetelheid verzonken stad staat zo weer op de kaart. Lissabon, Barcelona en Bilbao deden het, en nu is de beurt om te boomen aan Valencia.

“Kom op, we doen een Bilbao.” Zo moet het hebben geklonken in de raadskamer van de burgemeester, pakweg een decennium geleden. Bilbao was een vergeten industriestad in het hoge noorden van Spanje, totdat architect Frank Gehry er zijn Guggenheim-museum bouwde. Dat werd een van ’s werelds beroemdste gebouwen en Bilbao wordt nu platgelopen door toeristen. Dat kunnen wij ook, dachten ze in het al even vergeten Valencia.

Het is inmiddels een bekend Iberisch trucje: haal een evenement van wereldfaam of een respectabele architect in huis en hup, een volledig in de vergetelheid verzonken stad staat zo weer op de kaart. De Expo 92 deed het voor Lissabon, in Barcelona waren het de Olympische Spelen, in Bilbao verrees het Guggenheim-museum en nu is de beurt om te boomen aan Valencia.

Maar het is hier niet zomaar een al te gemakkelijke herhaling van zetten. Na een grote overstroming werd de Túria omgeleid en kwam de enorme rivierbedding midden in de stad droog te liggen. De ruimte was er. Het geld was zo bij elkaar, want voor alles wat met onderwijs en wetenschap te maken heeft wemelt het op provinciaal, landelijk en Europees niveau van de potjes. En ook de wereldberoemde architect hadden ze in huis, want Santiago Calatrava, bij ons bekend van drie bruggen in de Haarlemmermeer en de Maastrichtse universiteitscampus, is zo Valenciaans als paella met kip en konijn.

Opera als ufo

Het resultaat mag er wezen. De Ciutat de les Arts i les Ciències, een mond vol maar om begrijpelijke redenen toch nooit afgekort tot CAC, lijkt eerder een futuristisch blauw-wit landschap van net gelande ufo’s in een fantastische science-fictionfilm, dan op een ‘Stad van Kunst en Wetenschap’. Stuk voor stuk zijn de gebouwen spierwit en buitenproportioneel, maar alle vijf anders.

Eind 2006 knipte koningin Sofia het lint door van het Palau de les Arts, de nieuwste aanwinst. Volgens Calatrava doet het operagebouw aan een zeilschip denken, maar je ziet er ook zomaar een gestrande walvis in. Hoe dan ook valt de mond open van wie het reusachtige gebouw ziet, en wie goed kijkt ontdekt steeds iets nieuws. Zo is het zeil, of de rug van de walvis zo je wilt, niet gewoonweg witgekalkt, maar bedekt met gebroken witte tegeltjes, die glinsteren in de zon. Trencadis heet dat, en het was hier ooit een traditionele manier om badkamers, voorgevels en van alles te betegelen, die ook veelvuldig werd gebruikt door Gaudí en die Calatrava nu nieuw leven heeft ingeblazen.

Het operahuis is alleen van binnen te bekijken met een kaartje voor Puccini’s Madame Butterfly, Händels Orlando of Mozarts Figaro, maar van de andere ufo’s staan de deuren wagenwijd open voor bezoekers. Samen bieden ze genoeg vertier voor een heel weekend educatief en ontspannend vakantieplezier.

Antarctica in Valencia

Het Museu de les Ciències is waarschijnlijk het leukste en zeker het grootste wetenschapsmuseum ter wereld. ‘Es prohibix no tocar’ staat op de deuren geschreven; niet aanraken is verboden. Het Amsterdamse NEMO past er tien keer in; op 40 duizend vierkante meter geeft het museum inzicht in complexe zaken als zwaartekracht, de relativiteitstheorie en DNA. Dat klinkt stoffig, maar alle objecten zijn fleurig en flashy, met beeld en geluid, toeters en bellen en vaker wel dan niet ook interactief. Kinderen zijn er dol op, volwassenen voelen even schroom maar zijn verkocht zodra ze een knop indrukken en er iets wonderlijks gebeurt. Eén probleempje maar: het museum, dat van buiten lijkt op een asymmetrisch prehistorisch skelet, is zó groot dat je er dagen kunt doorbrengen. Het toegangskaartje is dan ook twee dagen geldig en tussendoor uitblazen kan op een zonnig terras of in het hippe museumrestaurant.

Maar er is meer. Het minst interessant voor Nederlanders is L’Hemisfèric, want in Scheveningen kunnen we naar dezelfde IMAX-films kijken – alleen niet in zo’n mooi gebouw. In het blauwe water dobbert een oog, zo is het door Calatrava bedoeld en ditmaal is dat er ook zonder omhaal in te herkennen. Het gebouw functioneert zelfs zo, compleet met een ooglid van staal en glas dat open en dicht kan. Ertegenover ligt L’Umbracle, een honderden meters lange overspanning van spierwitte stalen bogen met eronder een puike subtropische tuin. ’s Zomers wordt in de ene gelft gedanst in een hippe openluchtclub, in de andere is het naar hartelust wandelen tussen de palmbomen.

Om de hoek ligt nog een attractie waar je zomaar een volle dag zoet bent: L’Oceanogràfic, ’s werelds grootste aquarium. In een uitgestrekte tuin en verschillende gebouwen, in opdracht van Calatrava ontworpen door wijlen Félix Candela, zijn tien verschillende ecosystemen nagebootst, compleet met het bijbehorende klimaat en de flora en fauna van dien. Van de Méditerranée met zevenduizend plantjes en beestjes en de Rode Zee met scholen dokters- en Napeoleonvissen, tot de tropen met dwars door het aquarium een ellenlange tunnel en Antarctica met een kolonie Humboldt-pinguïns. Wie geen genoeg kan krijgen van al dat water, boekt een tafel in het duurste én bijzonderste van de vijf restaurants op het terrein: tussen tienduizend zilveren diepzeevissen in het onderwaterrestaurant.

De échte paella

De Stad van Kunst en Wetenschap is met vier miljoen bezoekers per jaar een doorslaand succes. Maar de echte toeristische doorbraak kwam toen Valencia in 2006 als eerste Europese stad werd gekozen als locatie voor de prestigieuze America’s Cup – bij ons nauwelijks bekend, omdat er geen Nederlands team meedoet, maar in de rest van de wereld beroemd als de moeder aller zeilraces. De industriehaven vol roestende scheepskranen ging compleet op de schop, zes miljoen zeilfans kwamen naar Valencia en in de rest van de wereld werd de regatta live op televisie gevolgd door vier miljard kijkers.

Een betere publiciteitscampagne had de lokale VVV niet kunnen bedenken; de derde stad van Spanje staat weer stevig op de kaart. In het kubistische en minimalistische witte paviljoen van hoofdsponsor Louis Vuitton huist een hip loungerestaurant en ’s zomers kun je er aanmonsteren voor een boottochtje. Verder is het, totdat er komende zomer een Formule-1-race wordt gereden, stil in de haven.

Wandel verder en je komt uit op Platja de Malvarrossa, een kilometerslang zandstrand met rechts de bedaarde branding van de Middellandse Zee en links een lint van plezante strandrestaurants met allemaal hetzelfde op de kaart: paella. Dit intens Spaanse rijstgerecht dat wereldwijd furore heeft gemaakt, is uitgevonden in Valencia. Zoek een tafeltje bij La Pepica, de beroemdste, La Marcelina, de goedkoopste, of L’Estimat, de beste, en bestel bij voorkeur de oer-paella; niet de paella de marisco zoals wij ’m kennen met vis en schaaldieren, maar paella Valenciana met kip en konijn. Smullen aan het strand.

Werelderfgoedmarkt

Futuristische architectuur, goudgeel zandstrand en de allerlekkerste paella van Spanje, da’s allemaal nog maar het begin. Valencia heeft veel meer vakantieverwennerij in petto. De oude binnenstad lag decennialang te verloederen, maar wordt in recordtempo piekfijn opgeknapt. De kathedraal is een wereldwonder van eclecticisme, met portieken in gotische, renaissance- en barokke stijl, en erbovenop een katholieke klokkentoren die ooit begon als Moorse minaret. El Micalet is nu hét symbool van de stad.

Fans van klassieke architectuur raken vooral in vervoering van La Llotja de la Seda, de Zijdebeurs – algemeen beschouwd als het belangwekkendste gotische gebouw van Europa. De middeleeuwse markthal met een door wonderlijke pilaren ondersteund gewelfd plafond, glas-in-loodramen en zwierig beeldhouwwerk alom is prachtig, maar pas op dat je het pronkstuk niet over het hoofd ziet. Vanachter een gietijzeren hekje is la escala de caragol te bewonderen, het ‘slakkentrappenhuis’; een stenen spiraaltrap die zonder middenpilaar naar boven kronkelt – een gotisch hoogstandje en de hoofdreden voor de Unesco om de Zijdebeurs op de Werelderfgoedlijst te noteren.

Ook liefhebbers van modernistische architectuur komen aan hun trekken. Misschien meteen al bij aankomst in het Estació del Nord, een modernistische suikertaart van een spoorwegpaleis, of anders wel in de Mercat Central, de grootste overdekte markt van Spanje en een kakofonie van zwierig gietijzer, gebrandschilderde ramen, parmantige koepels met tierelantijnen en torentjes met windvanen. Ook de handelswaar mag er wezen: van boterzachte pata negra en geurige versgebakken broden tot de beste paellarijst en spartelverse vis. Veel mooier dan de Boqueria in Barcelona en ook een stuk authentieker: deze markt is niet overspoeld door massatoerisme, maar hier doet nog gewoon de lokale bevolking de dagelijkse boodschappen.

Sinaasappelbloesemkust

Met bijna twee miljoen inwoners is Valencia na Madrid en Barcelona de derde stad van Spanje. Wie denkt in een weekendje alles te kunnen zien, komt bedrogen uit – hier vermaak je je moeiteloos een volle week. Tel er nog een week bij op en je kunt eropuit. Naar Spanjes onbekendste costa, de Costa Azahar ofwel ‘Sinaasappelbloesemkust’, met Peñiscola met een stokoude binnenstad op een pittoresk schiereiland in de Méditerranée. Of het achterland in, naar Morella met parmantig tegen de berg opgestapelde huisjes en op de top het kasteel van El Cid. Beide stadjes kunnen zo op een ansicht.

Ver hoef je niet om het stadsgewoel te ontsnappen. Aan de rand van Valencia ligt natuurpark Albufera: lange stranden met grote zandduinen, een eindeloos kerstbomenbos en een enorm zoetwatermeer dat dienstdoet als walhalla voor watervogels – zo’n tweehonderdvijftig soorten maar liefst.

Boottochtjes voeren door een wirwar van rietkragen en langs schilderachtige vissershuisjes op kleine eilandjes over het spiegelgladde meer. Hier wordt ook de beste rijst verbouwd voor de beroemde Valenciaanse paella, die nergens beter smaakt dan in het dorpje El Palmar, op een voormalig eiland midden in het meer. Kies een van de de rustieke restaurantjes aan de waterkant uit en smullen maar – verser wordt paella niet.

Museumhoppen

Snel terug naar Valencia, want daar wacht de grootste verrassing: de stad telt wel duizend-en-een musea, van groots en prestigieus tot klein en curieus. In die laatste categorie kun je het zo gek niet bedenken of er is een museum voor: van het Museu Setmana Santa Marinera en het Casa de les Roques met de fenomenale praalwagens van de religieuze feesten Semana Santa en Corpus Christi, via het Museu de l’Arròs in een gerestaureerde rijstmolen en het stierenvechtmuseum in het monumentale Plaza de Toros, tot de sfeervolle huismusea van Valenciaanse volkshelden als schilder Josep Benlliure en schrijver Blasco Ibáñez.

Eén museum, in een voormalig nonnenklooster tegenover de Stad van Kunst en Wetenschap, mag niemand missen. Tijdens de Fallas, het volksfeest waar Valencianen het hele jaar naartoe leven, staan de stadspleinen vol met reuzenpoppen van papier-maché. Uiteindelijk gaan die, als offer aan de lokale beschermheilige San Josep, in vlammen op – maar niet voordat een jury van voorname Valencianen uit de honderden poppen die ene allermooiste heeft gekozen. Die wordt gered uit de vuurzee en krijgt een plek in het museum. Met alle ninots van 1938 tot nu bij elkaar, is het Museu Faller het karakteristiekste museum van Valencia.

Kom daar eens om in Bilbao of Barcelona: met museumhoppen alleen ben je in Valencia al dagenlang zoet. En dan ook nog bijna alle dagen zonneschijn, architectuur van wereldbelang, lekker eten en drinken onder de sinaasappelbomen, stad en strand op wandelafstand en oud en nieuw naast elkaar – ja hoor, het is klip en klaar: van heel Spanje is Valencia met stip de leukste stedentrip. 

Valencia Praktisch
Hoe kom je er?
Met Transavia rechtstreeks naar Valencia vanaf € 127 retour all-in; www.transavia.com. Klimaatneutraal vliegen kost € 8,95; www.greenseat.nl.
Accommodatie
Valencia laat zich graag van haar moderne kant zien en grossiert in hippe spahotels. Het meest luxueuze logeerbed staat in het nieuwe Palau de la Mar met vijf sterren, op loopafstand van de oude stad (2pk va. € 165, www.hospes.es). Strandhotel Neptuno oogt van buiten streng maar is binnen strak en comfortabel (va. € 95, www.hotelneptunovalencia.com). Pal tegenover Calatrava’s opera staat het fijne Barceló Valencia (va. € 105, www.barcelo.com). Ook een handige uitvalsbasis voor de Stad van Kunst en Wetenschap: Holiday Inn met ’s zomers een zwembad op het dak (va. € 100, www.holidayinn.com). Midden in de oude stad is het Petit Palace Bristol de beste budgetoptie (va. € 75, www.hthoteles.com).
Reisgidsen
Een Nederlandstalige stadsgids voor Valencia is er niet. Handzaam en prima zijn de Engelstalige Footprint Pocket Guide Valencia (ISBN 9781904777748, € 12,99) en Lonely Planet Best of Valencia (ISBN 9781741046557, € 11,95)
Informatie
Voor vertrek: Comunitat Valenciana, tel. 020 670 5211, www.comunitatvalenciana.com. Ter plekke: stads-VVV aan Plaça de la Reina 19, ma-za 09-19, zo 09-14u, regio-VVV in Carrer de la Pau 48, ma-vr 10-18:30, za 10-14u.

Gratis nieuwsbrief
Wil jij mijn reisreportages gratis in je mailbox? Ik stuur je graag eens per kwartaal mijn nieuwsbrief.