Het hele jaar mooi weer, wuivende koningspalmen en imponerende koloniale overblijfselen: Caracas is meer dan criminaliteit en een wegwijzerloos doolhof. Bijvoorbeeld een bruisende gay scene, boordevol knappe latino’s, die gek zijn op blonde bleekscheten. Het is even zoeken, maar dan heb je ook wat.
“Raad eens hoeveel mensen het afgelopen weekend in Venezuela zijn vermoord?” Gids Nelson begint zijn toer door Caracas lekker upbeat. Het antwoord is honderd. Daar zat heus een enkel gevalletje authentiek Latijns-Amerikaanse crime passioneltussen. Maar het merendeel van de ongelukkigen is omgelegd omdat de daders nu eenmaal ook ergens van moeten leven. Om het slechte nieuws vanuit ons perspectief als bezoeker wat af te zwakken: de bodycount is weliswaar vooral, maar niet alleen tot stand gekomen in Caracas. Ook in andere steden wordt flink geschoten en met messen geprikt. Meer goed nieuws: niet alleen toeristen zijn doelwit, de lokale bevolking wordt net zo hard aangepakt. Nelson trekt zijn trui op waar ter hoogte van de rechterlong een paar stevige littekens zijn borst ontsieren. Hij blijft er nuchter onder. “We noemen het hier de loterij als je weer eens overvallen bent.”
Twin Towers
‘Pas op’ is het eerste wat een toerist in Caracas te horen krijgt – in multivoud. Na acht uur ’s avonds liever niet alleen over straat. Pak een taxi en wees ook hierbij selectief, want de beroepsethiek van sommige plaatselijke chauffeurs schijnt nog beroerder te zijn dan die van hun Amsterdamse collega’s. Tachtig procent van de 24 miljoen Venezolanen leeft in armoede, een klein deel van de overige twintig procent in extreme weelde. Het meest schrijnend komt dit tot uiting in de hoofdstad, waar zeven miljoen Caraqueños op elkaar zijn gekropen. In een indrukwekkende hoeveelheid woontorens bijvoorbeeld. Twintig tot dertig verdiepingen is de norm, een plekje aan een steile bergwand favoriet. Om zwaartekracht wordt smakelijk gelachen, om aardbevingen – minstens een per dag ergens in Venezuela – blijkbaar ook. Die aanhoudende aardbevingen vormen ook de reden waarom de plaatselijke Twin Towers – hier heten ze Los Torres del Parque Central – van top tot teen uit beton zijn opgetrokken. “Concreto, concreto, todo concreto“, vertelt Nelson terwijl hij omhoog gebaart. Om er vervolgens droog aan toe te voegen dat er dus niets aan de hand is als er een vliegtuig naar binnen vliegt. “Deze jongens gaan niet neer.” Gelukkig maar, want de twee torens, die deel uitmaken van een plaatselijke versie van het New Yorkse World Trade Center (met zeven torens!), liggen precies op de aanvliegroute van het kleine nationale vliegveldje midden in de stad. Rakelings scheren de propellervliegtuigjes eroverheen.
Lijk
Caracas is een mierenhoop. Continu van baan verwisselend krioelen miljoenen auto’s over de Avenida Libertador, een achtbaanssnelweg die de stad doorkruist van het historische stadscentrum naar het westen. Kriskras steken mensen over, schijnbaar onbewust van het risico voor hun leven. Uit de open raampjes van de auto’s klinken feestelijke salsa en merengue, overstemd door niet aflatend getoeter en de oorverdovende sirenes van ambulances en politieauto’s. In het culturele hart van de stad wordt de aandacht getrokken door een stuk tape dat op de stoep is geplakt in de vorm van een lijk dat daar blijkbaar heeft gelegen. Caracas is een criminele stad, zoveel was duidelijk, maar dit is toch angstaanjagend. Verderop komen we nog een paar ‘lijken’ tegen. Bij navraag blijkt dat het om een promotie-actie voor een toneelstuk gaat. Grappenmakers.
Zoeken
In de chaotische hoofdstad van Venezuela is het voor een georganiseerde westerling moeilijk om de weg te vinden. Een degelijke kaart van de stad is niet te krijgen, straatnaambordjes ontbreken nagenoeg en huisnummers zijn al helemaal niet populair. En als je een Caraqueño op straat de weg vraagt, hoef je niet te rekenen op een duidelijk antwoord. ‘Als je dat-en-dat-gebouw ziet, in de buurt van die-en-die-toren, dan is het nog een paar honderd meter lopen, totdat je op de hoek komt van die ene straat met dat vreemd gevormde gebouw. Daar ga je linksaf en wat verderop weer rechts. En dan moet je het nog maar even vragen’. Dat is het waarschijnlijkere antwoord, wat resulteert in urenlange zoekpartijen. Het wordt er nog een stuk moeilijker op doordat Caraqueños sommige straten ook bijnamen geven. Van de calle de los hoteles (straat met de hotels) weten we nog steeds niet hoe die daadwerkelijk heet. En in het historische stadshart wordt het nog lastiger: de hoeken van de kleine straatjes die in een vierkant rasterwerk rond het Plaza Bolívar liggen, hebben een naam gekregen. De straatnamen zelf doen er niet toe, de hoeknamen des te meer. Reuze handig voor de inwoners die ze uit hun blote hoofd kunnen opdreunen, maar ze zijn op geen enkele kaart terug te vinden. En dus dolen argeloze bezoekers wanhopig rond.
Regenboog
Caracas is dan ook niet ingesteld op toeristen. Als bleekscheet wordt je nagekeken op straat, want blond haar en blauwe ogen zijn hier geen alledaags verschijnsel. De eerste dag zoeken we ons suf en zijn we beretrots als het uiteindelijk lukt om een nichtenkit te vinden: El Rincón del Gabán. De stemming slaat gauw om. Ingelijste naaktfoto’s aan muren in de kleuren van de regenboog, het symbool dat ook heel trots op de hesjes is gestikt van de barmannen, die op ons na de enige aanwezigen zijn. En – onvermijdelijk in een setting als deze – een treurige kopie van Michelangelo’s David. Help. Een paar straten verderop stappen we op goed geluk Tasca Don Sol binnen. Een grote en donkere kroeg, die op de benedenverdieping voor driekwart in beslag genomen wordt door de bar. Eromheen staat het vol met druk pratende Venezolanen die zich laten vollopen met Polar, het Venezolaanse ice beer dat zó koud wordt geserveerd dat het ijs zich aan de buitenkant van het flesje vastklampt. Op de bovenverdieping is iets meer ruimte en wordt gedanst door een handjevol feminiene latino’s. Een clubje potten, heel wat minder vrouwelijk, slaat vanuit de hoek het schouwspel met samenzweerderige blikken gade. We maken kennis met versieren a lo latino: onverstoord aankijken, niet te subtiel por favor, en liefst al dansend nog even een goedbedoelde dauw geven. Voor je het weet ben je in gesprek. De sfeer in Don Sol is uitbundig, maar de zaak loopt na middernacht ook snel leeg. We hebben geen idee waar iedereen heen vertrekt en doen een poging om informatie los te trekken uit het personeel. Maar ook zij lijken het niet te weten; het voltallige personeel bestaat uit hetero’s. Wij besluiten onze krachten te sparen voor het weekend en pakken een taxi terug naar het hotel.
Ranchos
Het leeuwendeel van de Caraqueños ziet nooit een café in het centrum van binnen. Zij wonen niet in de luxueuze woontorens tussen de tweelingwolkenkrabbers, of in de appartementen rond het pittoreske Plaza Bolívar. Zo’n driekwart van de hoofdstedelijke bevolking – viereneenhalf miljoen mensen – heeft zijn eigen woonplek gecreëerd in talloze sloppenwijken. Ontelbare ranchos, kleine uit roodstenen bouwblokken en wat cement opgetrokken huisjes, woekeren over de heuvels van Caracas zover het oog reikt. Hier wonen de armlastigen van Caracas die een schamel loon verdienen als bijvoorbeeld straatveger. Ook uit omringende provincies en landen trekt een stroom immigranten naar de sloppenwijken, in de hoop op een beter leven in de hoofdstad. De huisjes zijn even illegaal als provisorisch, maar veelal wél voorzien van breedbeeld-tv, magnetron en zo nog wat apparatuur die goed met de omgeving detoneert. “Statussymbolen”, aldus Nelson. “Mensen die daar wonen kiezen ervoor om hun geld te besteden aan luxegoederen in plaats van huur.” Of elektriciteit, want die wordt afgetapt, net als water. De kosten zullen verdisconteerd zijn in de prijs die de beter bedeelde Venezolaan wordt berekend. Laten we zeggen dat er dus een soort rechtvaardigheid in het distributiesysteem zit. En ach, vanuit hun zwaarbewaakte appartementencomplexen hebben de welgestelde Venezolanen ’s avonds een beeldschoon uitzicht aan de lampjesdeken die over de heuvels ligt.
Armoede
Dankzij de clandestiene woningbouw groeit de stad dagelijks met vier hectare. Het beschermde nationale park aan de noordkant is de enige onbebouwde bergketen die in de stad te zien is, verder is alles volgestouwd. De overheid staat de praktijken toe. Een president die het in zijn hoofd haalt om deze bevolkingsgroep van stroom en water af te snijden riskeert revolutie. De huidige president, Hugo Chavéz, is er sowieso niet de man naar om de arme Venezolaan het vel over de oren te trekken. Hij flirt, tot groot ongenoegen van de Verenigde Staten, openlijk met de Cubaanse communistische leider Fidel Castro en volgt politiek een ‘derde weg’ tussen rechts en links. Afgekeken van de Britse premier Blair, al weet niemand precies waar de route van Chavéz toe leidt. En of hij een eind kan maken aan de gierende inflatie, gemiddeld zo’n twintig procent op jaarbasis en in 1996 zelfs 103 procent. Prijzen liggen over het algemeen fiks hoger dan in Nederland, de salarissen vele malen lager. Het minimumloon is vijfhonderd gulden, vijfentwintig procent werklozen moeten het met nog minder doen. Venezuela bevindt zich in een diepe economische crisis.
Praktisch bekeken zou de Venezolaanse bodem met gemak 24 miljoen monden moeten kunnen voeden. Venezuela, zo groot als Frankrijk en Duitsland bij elkaar, is een oliestaat en mede-oprichter van de OPEC. Tot 1970 was het zelfs ’s werelds grootste olie-exporteur, groter dan welk land in het Midden-Oosten dan ook. Het zwarte goud is verantwoordelijk voor 95 procent van de Venezolaanse export. Door de vergaarde rijkdom zijn andere potentiële economische peilers, zoals landbouw en visserij en het delven van het aanwezige goud en diamant, bijna volledig genegeerd. Alles draait om de olie, waarvan voorlopig nog genoeg voorhanden is. Als je op een willekeurige plek een gat in de grond slaat, is de kans groot dat het naar boven komt bubbelen. Maar in wiens zakken de miljarden olie-dollars verdwijnen is de burgerij een raadsel. Volgens officiële schattingen leeft 83 procent van de bevolking onder de armoedegrens.
Pracht
Door de economische crisis en de toegenomen criminaliteit is het toerisme in Venezuela drastisch afgenomen. Dat is jammer, want Venezuela heeft alles. Van zinderende woestijn tot eeuwige sneeuw, de hoogste waterval ter wereld, de langste rivieren, vierduizend kilometer aan oogverblindend witte stranden en tropische wouden, waar je je kunt laten wurgen door de grootste slangen ter wereld of laten opeten door poema’s. Caracas zelf is qua schoonheid misschien wel het minste dat het land te bieden heeft. Aardbevingen hebben de stad tot drie keer toe in puin gelegd. En wat er aan koloniale schoonheid nog overeind stond is grotendeels door ‘visionaire’ bestuurders omvergetrokken. In het historische centrum staat nog een handvol authentieke gebouwen. Het mag bijna een wonder heten dat het geboortehuis van staatsvader Simon Bolívar wordt gedoogd. Al moet hij de fantasieloze kantoorkolos van de Venezolaanse centrale bank, het hoogste gebouw van het land, in zijn achtertuin dulden.
Chansear
Caraqueños, bang dat je een eenzijdig beeld van het land krijgt, raden je aan om in ieder geval ook een relatief goedkope binnenlandse vlucht te boeken. Bijvoorbeeld naar Los Roques, een idyllische archipel bestaande uit 42 eilandjes in een azuurblauw stukje Caribische zee. Per catamaran laat je je bij je eigen verlaten strandje in het water schoppen. Neem een mooie vent mee, jaag die twee pelikanen weg, en je hebt de tijd van je leven. Maar wij wisten allang dat je niet op uiterlijk mag afgaan. De hoofdstad blijkt bij nadere inspectie meer dan de moeite waard. Het ontbreken van koloniale pronkstukken wordt deels gecompenseerd door een rijkdom aan moderne architectuur. Op dat terrein heeft de stad een voorsprong ten opzichte van andere Latijns-Amerikaanse steden. Belangrijkste exponent is de architect Carlos Raúl Villanueva, die onder meer tekende voor de campus van Caracas’ grootste universiteit, waar zo’n 75.000 studenten rondlopen. De Aula Magna heeft, naar verluidt, de beste akoestiek van het land. Villanueva’s uitgestrekte campuscomplex pronkt op de Werelderfgoedlijst. Ook een deel van het Complejo Cultural Teresa Carreño staat op zijn naam. In diezelfde omgeving staat nog een handvol musea en een winkelcentrum. En waar cultuur en winkels zijn, daar zijn… inderdaad. Er wordt naar hartelust gecruisd (‘chansear’) in en rondom de theaters, in het aangrenzende Parque Central, in het winkelcentrum onder Caracas’ lookalike van het WTC en – minder charmant maar wel in de buurt – de wc’s van het Hilton. Allemaal overzichtelijk bij elkaar gegroepeerd. In andere delen van de stad zijn bijvoorbeeld winkelcentrum Sambil (het grootste van Latijns-Amerika) en de Ciudad Universitaria, de campus dus, populaire ontmoetingplaatsen voor homo’s.
Pride
Homosexualiteit is niet verboden in Venezuela. Hoewel het land van oudsher streng katholiek is, lijkt de hoofdstedelijke bevolking er redelijk tolerant tegenover te staan, hoewel regelgeving geen enkele rekening houdt met een gay way of life. Het ontbreekt bijvoorbeeld aan een wet die discriminatie op grond van sexuele voorkeur verbiedt. Homosexuele Caraqueños trekken zich er steeds minder van aan en gingen dit jaar de straat op voor hun eerste gay pride. Het was voorpaginanieuws, een voorzichtige duizend homo’s en travestieten schreven Venezolaanse geschiedenis. De 29-jarige Hernani was een van de deelnemers. “Er was veel reclame voor gemaakt, overal hingen posters die opriepen om mee te doen. Maar ik was bang dat ik de enige zou zijn die kwam opdagen. Ik zag al helemaal voor me hoe alle camera’s alleen op mij zouden inzoomen en ik alle zenders over zou gaan. Toen ik aankwam waren er gelukkig veel meer mensen. Ik was dolblij en heb de hele dag lopen springen.” Van zijn naar eigen zeggen grote groep vrienden was evenwel helemaal niemand komen opdagen. “Het ging ze waarschijnlijk toch een stap te ver. Maar volgend jaar zullen ze hopelijk wel meedoen.”
Baño Turco
Er valt nog veel te verbeteren aan de zichtbaarheid van homo’s in Caracas. En aan de vindbaarheid van de locales gay. Een gids met een helder overzicht van de plaatselijke homo-etablissementen is onvindbaar. Je hebt het te doen met de uiterst summiere informatie uit de onbetrouwbare Spartacus. Dapper gaan we in de hitte – zelfs voor Caraqueños is het met 33 graden snikheet – op zoek naar een homosauna met de veelbelovende naam Baños Turcos Suecos. Na twee uur lang van hot naar her te zijn gestuurd, we struikelen zelfs nog por accidente door een tragisch bordeel, vinden we de juiste deur, links van defuneréria – het rouwcentrum, gezellig. Uiteraard ontbreekt een naambord aan de gevel. We mogen trotse gringos zijn; ras-Caraqueño Hernani vertelt later dat hij ooit ook twee uur zocht en toen de moed opgaf. De mevrouw achter de kassa legt ons geduldig uit hoe alles werkt, deelt handdoeken, lendendoekjes, en een hangslotje uit en slippers die je uit esthetische overtuigingen zondermeer had geweigerd als de natte tegelvloer er niet zo ranzig bij lag. De sauna is geen beauty, maar voorziet in de basics die je van een sauna verwacht. En, meer specifiek, ook in de verduisterde extra’s waar homosauna’s hun populariteit aan danken.
El ambiente
Uitgezweet en aan de bar doet de sfeer niet onder voor die in een reguliere Venezolaanse homokroeg, waar het makkelijk contacten leggen is. Carlos (32) is diplomaat bij het Venezolaanse ministerie van buitenlandse zaken en is net twee weken terug van een zesjarig verblijf in Europa. Als we hem vertellen dat we tot nu toe alleen een paar homocafeetjes in de wijk Sabana Grande hebben gevonden, trekt hij zijn neus op: “they’re bàààd“. Hij kent weliswaar de stad zelf nauwelijks meer – er is in zes jaar veel veranderd – maar twee van zijn collega’s zijn ook gay en kennen het betere deel van el ambiente op hun duimpje. Een paar uur later staan we voor de glazen deur van Altrote. Helaas: er is een private party aan de hand. Maar als Carlos van de in eerste instantie onverbiddelijke doorbitch toestemming krijgt om even binnen een paar vrienden te zoeken, worden we een paar seconden later allemaal binnengehaald als verloren zonen. De pot wiens verjaardag hier wordt gevierd is moe van al het handjes schudden met mensen die ze niet kent en laat het bij een korte blik in onze richting. Boven is Carlos druk met de hernieuwde kennismaking met talloze vrienden van weleer en maken wij voor het eerst kennis met de elite van Caracas. Altrote is van een ander kaliber dan de wat ranzige en verpauperde tentjes waar we eerder waren. Inrichting en publiek doen niet onder voor een pas geopend trendy café in Amsterdam.
Op woensdagavond is Altrote dé place to be, in het weekend heeft de bar een indrinkfunctie. Het echte werk begint een paar uur en veel nieuwe kennissen later in La Cotorra: discokrakers, dampende latin en uitgelaten latino’s. Gesitueerd in een parkeergarage waar twee niveau’s lager ook Zenon gevestigd is, Caracas populairste gay club. Voorbij de drempel ben je veertig piek lichter, maar daar krijg je vier biertjes of twee longdrinks voor terug. En je Hollandse gecalculeer ben je snel vergeten: als door een natuurlijke selectie hebben de meest oogverblindende jongens van de stad zich verzameld in de stampvolle discotheek. Prima dansmuziek, even onderbroken voor een travestie-act die zowaar niet eens vervelend is. Qua pillen, opgepompte lijven en bijbehorende kapsones doet Zenon niet onder voor een westerse danstempel, en de strippers hadden voor ons niet per se gehoeven. Maar de sfeer is meer dan prima. Iedere nieuwe plaat, van latin-dance tot Madonna, wordt met enthousiast gebrul ontvangen. In Caracas is het even zoeken, maar dan heb je ook wat!