Charlie Chaplin en Noel Coward dartelden er in het zwembad met elk een aap op hun schouder: het gastenverblijf van de prins, tussen de rijstterrassen bij Ubud. Deel 2 in een serie over eten op historische wereldplekken: Hotel Tjampuhan op Bali.
Rosie luncht met red snapper en papaya op haar veranda. De hippe Australische van middelbare leeftijd is de tijdelijke bewoonster van een knappe houten villa in een weelderig groene riviervallei bij Ubud. “Er komen wel meer mensen kijken hier,” zegt ze. Vorige week kon ze pas later inchecken omdat een filmploeg opnamen maakte voor een documentaire. Ze wijst op een naambordje boven de deur: “But who is this Wolter Spaais character?”
Walter Spies was Bali’s invloedrijkste westerling. De Duitser gaf lokale kunstenaars verf en penselen en spoorde ze aan om vooral tempels en paleizen te blijven opsmukken, maar ook vrij werk te maken. Samen met zijn buurman, de Nederlander Rudolf Bonnet, verzamelde Spies de ruim honderd vaardigste schilders, houtsnijders, beeldhouwers, wevers en zilversmeden in het kunstenaarscollectief Pita Maha. Het Balinese modernisme was geboren.
Broedplaats van Bali
Balinese kunstenaars waren gewend om alles zo plat als een wajangpop te schilderen, maar Bonnet introduceerde perspectief. Hij organiseerde tentoonstellingen in het koloniale moederland en Spies werd curator van Bali’s eerste kunstmuseum. Spies’ Koloniale Tentoonstelling van 1931 in Parijs werd een doorslaand succes. Ubud werd dé broedplaats van Bali en wereldwijd maakte het Balinese modernisme furore.
“O, wat leuk.” Rosie kan het geschiedenislesje wel waarderen. “En hij woonde hier?Well, you’ve just improved my holiday.” Walter Spies kwam eind jaren 20 naar Bali op uitnodiging van de prins van Ubud. Hij woonde in het koninklijk paleis, totdat de prins een huis c.q. atelier voor hem bouwde in zijn gastenverblijf. Een hotel was er niet in Ubud, dus verdrong de toenmalige jetset zich daar voor een logeerbed.
Charlie Chaplin en Noel Coward dartelden in het zwembad met elk een aap op hun schouder. Het antropologenpaar Margaret Mead en Gregory Bateson bleef na hun huwelijksreis twee jaar plakken, schreef boeken vol over Bali en vertrok weer met een verzameling van twaalfhonderd schilderijen. Miljonairsdochter en filmdiva Barbara Hutton werd vurig verliefd op Spies. Hij bouwde haar een eigen appartement met zwembad, maar Hutton zag haar liefde onbeantwoord en vertrok bedremmeld naar Perzië.
Vlinders in gouden kistjes
Spies leidde een luizenleventje. Zijn schilderijen leverden per stuk genoeg op om een jaar van te leven. Hij liet zijn piano en fiets overkomen uit Duitsland en kocht een vlindernet – de gevangen vlinders gingen in bladgouden kistjes naar Europese musea. Muziekstukken voor gamelanorkesten componeerde hij en voor zijn filmInsel der Dämonen choreografeerde hij de ketjakdans. Dat is nu Bali’s beroemdste dans, waar zowel toeristen als locals verzot op zijn.
Het vredige kunstenaarsdorp van de jaren 30 is Ubud allang niet meer. In het hypertoeristische woud van winkels en galerietjes zie je door alle toeristenkitsch het mooie spul niet meer. Maar het voormalige koninklijke gastenverblijf is een oase van rust. Het doet nu deugdelijk dienst als Hotel Tjampuhan. Zeker niet het duurste hotel – de omgeving van Ubud staat vol met peperdure designresorts – maar wel het meest romantische.
114 Treden klimmen
Hotel Tjampuhan is de Hof van Eden. Nog steeds is het in bezit van de koninklijke familie en de tijd staat er stil. Tussen bananenbomen en kokospalmen, orchideeën en lotussen, staan antieke bungalows van bamboe en teak verspreid over de steile oever van een heilige rivier, met overal beelden met een bloem achter hun oor en her en der een tempeltje. Niet iedereen waardeert het dat het 114 treden klimmen is naar het hoogstgelegen huis en dus is dat van Walter Spies, handig onder de receptie, het meest begeerde logeeradres.
Volgeboekt en toch is het stil. Het ruisen van de rivier is de enige achtergrondmuziek. Aan een met zandstenen apen versierde buitenbar leest een Franse jongen Houellebecq, in de nog uitbundiger gedecoreerde spa liggen een Amerikaanse moeder en dochter in bad met respectievelijk de Bali-roman van Vicky Baum en een walkman. Naast de rivier wachten massagetafels op nieuwe klanten.
Bolle buik voor een euro
Alleen in het restaurant klinkt mechanische muziek; zachtjes klingelt een gamelanorkest, wie weet een door Spies gecomponeerd stuk. Het Terrace Restaurant is een grote open ruimte met uitzicht op de jungletuin en het huis van Spies. Het hangt bomvol schilderijen van Spies’ protégés en elke pilaar en het dak zijn uitbundig versierd met zandstenen goden en demonen.
Twee volgegeten hotelgasten verlaten net het restaurant. Ik heb het rijk alleen en de beschikking over vijf stuks bedienend personeel in sarongs. Om iets om handen te hebben, komen ze om beurten aan mijn tafel een praatje maken met kleine buiginkjes. Op het menu staan westerse succesnummers als de cheeseburger, hotdog en Mafioso Pizza, maar daarvoor ben ik hier niet.
De lokale keuken kan wedijveren met de Chinese, Thaise, Indiase en Maleise, maar zelf zijn de Balinezen niet onder de indruk. Eten doen zij uit noodzaak en dus op een holletje bij een warong. Van die simpele eettentjes zijn er duizenden, allemaal met hun eigen specialiteiten. Aan goed voer geen gebrek en het is allemaal spotgoedkoop; zelden betaal je meer dan een euro voor een bolle buik.
Balinezen snacken de hele dag door en die gewoonte went snel. Eerder vandaag verwerkte ik al een banaanpannenkoek als ontbijt, later een kom mie bakso, een noedelsoepje met vleesgevulde deegballetjes, mie en een kippenpootje uit het gasgestookte keukentje achterop een brommerwarong, en bij een kemphanengevecht een porsi babi guling, speenvarken van het spit.
Alles is pedas
Nasi goreng, soto ayam, babi ketjap en saté daging klinken Hollanders bekend in de oren. Maar je hoeft de nasibal, bamihap en satékroket er maar op na te slaan om te beseffen dat wij weinig respect hebben voor die Indische klassiekers. In Holland is Indisch eten zo verhollandst dat er kraak noch smaak aan zit. Maar op Bali is alles pedas, tranentrekkend en zweetdrijvend pittig. Daar zorgen ruime doses sos, moto, ketjap en sambal wel voor.
Uit voorzorg bestel ik behalve een glas Hatten, de frisse en fruitige lokale rosé, ook een fles water. Terecht, want de zoetzure saus over het voorgerecht van knisperend krokante vegetarische loempiaatjes vlamt. Ook de nasi tjampoer – flintertjes pittige kip, rendang, tofu, sajoer lodeh, petjel, saté en kroepoek kunstig gedrapeerd rond een bolletje kleefrijst – vraagt om bluswater in royale hoeveelheden. Maar het is smullen geblazen. Indisch eten zoals Indisch eten bedoeld is, daarvoor moet je naar Indonesië.
Met Bali’s belangrijkste bulai (blanke) liep het trouwens niet best af. Na de Duitse invasie van Nederland werd Walter Spies gevangen gezet en uiteindelijk gedeporteerd naar Ceylon. Onderweg verliet de Nederlandse bemanning na een Japans bombardement het zinkende schip, zich niet bekommerend om de krijgsgevangenen. Spies verdronk in 1942.