Ruim een eeuw scheert een trammetje langs álle Belgische badplaatsen. Zeventig kilometer en evenveel haltes om uit te kiezen: lekker eten met Michelinsterren, een duik in de belle époque of zonnebakken op het goudgele zandstrand. Van Knokke naar De Panne met de Kusttram.
Ster der Zee, Bellevue, Pier, Renbaan, Casino, Duin en Zee, Strandwijk of gewoon Aan Zee. Zo heten de haltes van de Kusttram, één voor elke kilometer. Sinds 1885 boemelt de tram heen en weer tussen Knokke aan de Nederlandse grens naar De Panne dat flirt met Frankrijk. Dwars door de zeehaven van Zeebrugge, langs de terrassen van Oostende, het lieflijke belle époque-stationnetje van De Haan en nog net niet óver de bekende pier van Blankenberge. De langste tramlijn ter wereld is de handigste en leukste manier om de overzichtelijkste kust van Europa te ontdekken.
De langste dag, het begin van hoogzomer, maar in Knokke miezert het. Zonnebakken op het strand of met de tenen in het zand smikkelen en smullen van Zeeuwse mosselen met Vlaamse frieten zit er niet in – de zee is grauw, het zand zompig en strandtent Lekkerbek gesloten. Het Zoute is de elitewijk van Knokke, het chicste stukje Belgische kust, ook wel ‘Monte-Carlo van het Noorden’ genoemd. Louis Vuitton, Delvaux en Hermès zitten in de Kustlaan bij elkaar op schoot, toutvermogend Vlaanderen heeft er een vakantievilla met zeezicht.
De luiken van de villa’s in de duinen, gebouwd in grootse maar weinig meeslepende nep-cottagestijl, zitten potdicht. Op de zeedijk, zoals de boulevard hier heet, is het stil. Winkels en restaurants zijn dicht, hotelrecepties onbemand, op de terrassen zijn de stoeltjes leeg, bij de badkarren die strandbedjes en parasols verhuren is geen kip te bekennen. Is het zomer en schijnt de zon, dan is het een drukke boel. Nu is ’t Zoete, zoals de Belgen het uitspreken, een spookdorp.
Geen nood. Paraplu’s en poncho’s paraat, want Knokke heeft een attractie voor de deur die er zelfs bij lelijk weer mooi bij ligt. Op naar Het Zwin, Belgiës belangrijkste natuurpark. Ooit liep van de Noordzee een waterweg naar Brugge, destijds een zeehaven van formaat, later slibde de boel dicht en nu resteert een sluftergebied vol slikken en schorren. Graaf Leon Lippes, de stichter van Knokke, riep het uit tot reservaat en Het Zwin werd een luilekkerland voor grote kolonies duinkonijnen en watervogels als de kluut en tureluur, brandgans en brilduiker. Maar je hoeft heus geen vogelaar te zijn om te genieten van de rust en ruimte van het zilte Zwin.
Zeehaven Zeebrugge
Naast het treinstation van Knokke staat halte 70 van de Kusttram – de telling begint aan de andere kant van ’s werelds langste tramlijn, helemaal in De Panne. Maar achterstevoren reizen mag best. Met een dagpas kom je een heel eind; het hele traject doe je in tweeënhalf uur, maar leuker wordt het als je onderweg ’es uitstapt. Bijvoorbeeld in Zeebrugge, zo’n beetje de enige plaats aan de Belgische kust die niet sinds mensenheugenis bestaat bij de gratie van het strandtoerisme. Zeebrugge is een zeehaven in hart en nieren en de beste plek voor een spartelend vers visje op je bord.
Restaurant CH16, vernoemd naar het voor noodoproepen gereserveerde radiokanaal van de zeevaart, huist sinds kort in de haven aan het tijdok, dat zo heet omdat het volloopt bij vloed en droogvalt bij eb – in het laatste geval zie je dat je voor mosselen, kokkels en zeeslakken heus niet ver hoeft. Chef-kok Wim Vandamme heeft verderop een ‘fijnkostpaviljoen’ met Michelinster, CH16 is het laagdrempelige zusje; een hippe tent met loungy interieur en uitzicht op vissersboten en plezierjachtjes. En misschien wel de smakelijkste zeetong van de Belgische kust.
Met een bolle buik wandelen we door Zeebrugge, waar alles ruikt naar de zee en herinnert aan het visserijverleden. Van het maritieme themapark Seafront in de voormalige vismijn, Vlaams voor visafslag, via de Sint-Donaaskerk, toneel van de jaarlijkse zeewijding met een visserssloep als altaar, tot de knappe rode bakstenen huisjes die in de jaren 20 speciaal voor visserslieden werden neergezet in de wijk Zeemanshaard. Mooi is Zeebrugge niet, zoals het een werkstad betaamt is het er zelfs een zootje, maar het is van de Belgische kustplaatsen wel de meest karaktervolle.
Benidorm in België
De pier van Blankenberge, een vijfendertig meter lange betonnen kolos uit 1933, is ‘uitzonderlijk gesloten’. Het pas gerestaureerde art-deco-interieur blijft een geheim, van buiten doet de architectuur haast fascistisch aan, maar dat kan zomaar aan het druilerige weer liggen. Ooit stond hier een zwierige pier van gietijzer in art nouveau, maar die werd, zoals zoveel aan de Belgische kust, in de Eerste Wereldoorlog verwoest. Daarna ontwikkelde Blankenberge zich tot de lelijkste badplaats aan de Noordzee.
De zeedijk is een massieve muur van flats in beton en glas uit de jaren 60 en 70. De hoogtijdagen van de ‘frigoboxtoeristen’; dagjesmensen die gewapend met een goed gevulde koelbox gratis kwamen zonnebakken. Tegenwoordig verstouwen de achttienduizend inwoners jaarlijks een half miljoen toeristen. Dankzij de aanwezigheid van fastfoodzaken, goedkope kroegen en zweterige discotheken is Blankenberge ook in trek bij de Belgische jeugd. Een gezellige boel, maar chic is anders. Blankenberge is het Benidorm van België.
Ooit was Blankenberge wél chic en wie goed zoekt, vindt de stille getuigen. Zoals mooie art-nouveauvilla’s met sierlijk smeedwerk en handgeschilderde tegeltableaus (haal voor € 1,25 de art-nouveauwandeling bij de VVV) of de knappe trappen die vanuit het centrum naar de zeedijk leiden. Het meest in het oog springende overblijfsel uit andere tijden is de Paravang, een zwierig windscherm uit 1908 met een kleurig geglazuurd pannendak en gietijzeren torentjes en tierelantijnen. Zo konden de aristocratische badgasten zonder wegvliegende hoeden of opwaaiende koepelrokken flaneren in waardigheid.
Le Coq sur Mer
Nergens bleef de sfeer van weleer zo goed bewaard als in De Haan aan Zee of, zoals men het liever noemde omdat dat chiquer klonk, Le Coq sur Mer. Die naam is in sierlijke letters in de zijgevels gebeiteld van het enig overgebleven tramstationnetje langs de lijn, een bevallig huisje van gele baksteen met rood puntdak en zwart-wit geschilderde houten perronoverkapping. We stappen uit de tram en honderd jaar terug in de tijd. Prompt breekt de zon door, want toen was geluk nog heel gewoon.
De Haan is een prachtdorp, dat zijn bestaan dankt aan de Kusttram. In 1886 was het een gehucht van een paar hutjes in de duinen, dat na de aanleg van de tramlijn in razend tempo werd getransformeerd tot exclusieve badplaats. Binnen drie jaar opende het Grand Hôtel Belle Vue, nog voor de eeuwwisseling stonden er tientallen vakantievilla’s, nog een paleishotel, een keurig aangeharkt stadspark, een flonkerende boulevard en zelfs een casino.
De kusttram was dé katalysator van het toerisme. Europa’s eerste spoorweg liep van Brussel naar Mechelen en die werd al snel doorgetrokken naar Oostende. De moeizame reis per diligence – met een gemiddelde snelheid van acht kilometer per uur en elke anderhalf uur een tussenstop om verse paarden in te spannen – was niet meer nodig, voortaan ging dat makkelijk en snel per stoomtrein naar Oostende en verder per stoomtram van badplaats naar badplaats.
Koningin der Badsteden
De Belgische kust was in die dagen zo chic als de Côte d’Azur. Met Oostende voorop: de ‘Koningin der Badsteden’ had dezelfde aantrekkingskracht op aristocratische vakantievierders als Monaco, Cannes en San Remo. Koning der Belgen Leopold II was net als zijn vader dol op Oostende. Hij bracht er elke zomer door en liet van zijn eigen geld brede alleeën en ruime stadsparken aanleggen plus een nieuwe boulevard met chique villa’s, deftige paleishotels en overdekte wandelgalerijen.
In het koninklijk kielzog kwam een stoet beroemde bezoekers naar Oostende, waarvan wekelijks verslag werd gedaan in La Saison d’Ostende. De sjah van Perzië kwam driemaal en huurde dan voor zichzelf en zijn gevolg een hele verdieping af in het Royal Palace Hotel. De sjah waagde graag een gokje in het hippodroom, wandelde in het Maria-Hendrikapark, keek in het casino naar operavedette Enrico Caruso en flirtte met Oostendse meiskes op de zeedijk.
Sindsdien werd het Royal Palace Hotel door de Duitsers met de grond gelijk gemaakt, net zoals het meeste moois uit de belle époque.
Op het zonneterras van onze kamer in het Thermae Palace voelen we ons toch een beetje de sjah van Perzië. Het hotel opende in 1933 als badhuis, nadat een waterbron was ontdekt en Oostende kortstondig faam verwierf als kuuroord. De geneeskrachtige werking van het bronwater werd al snel in twijfel getrokken en het badhuis kon inpakken. Even dreigde de sloopkogel voor het kolossale en magnifieke art-decopaleis, maar het werd gered en verbouwd tot viersterrenhotel. Jammer van het oubollige interieur, maar vanuit de strandstoelen op ons privéterras pal boven de boulevard kunnen we ons geen mooier zeezicht wensen.
Eindpunt De Panne
De Panne is het eindpunt van de Kusttram, op een paar stappen van de Franse grens. Dat is goed te merken; uithangborden en menukaarten zijn eerst in het Frans en dan pas in het Nederlands. Hier barst de zomer pas echt los. De temperatuur is tropisch en het goudgele strand blaakt in de zon. Wij hadden een dagje musea bedacht, maar dit is nou niet bepaald een zonzekere bestemming, dus dat plan kieperen we uit het raam. De Belgische kust laat zich van zijn beste kant zien: iedereen naar buiten, de boulevard bomvol, het strand gezellig druk en alle ligbedjes bezet.
De pittoreske badkarren, die je langs de hele Belgische kust ziet, zijn in De Panne het knapst; lekker ouderwets met grote karrenwielen en geschilderd in fleurige kleuren. In vroeger tijden kleedden de aristocratische badgasten zich hierin om in hun gestreepte wollen badpak, om dan met badkar en al de zee in te worden geschoven, opdat het overige hooggeëerd publiek geen snipper blote huid zou zien. Tegenwoordig is men minder preuts, maar de badkarren zijn gebleven en worden nu gebruikt door de talloze verhuurders van strandbedjes en parasols. Voor een tientje heb je een dag lang je eigen stuk zand voor twee, gemeubileerd en wel.
Die badkarren zijn kenmerkend voor de Belgische kust. Waarom zou je zandhappen op een flodderig hotelhanddoekje als je ook luxueus languit onderuit kunt op het donszachte kussen van je ligbed in de schaduw van een kleurige parasol? Bon, het gaat niet meer zo deftig toe als in de belle époque, maar het is tussen Het Zoute en De Panne altijd nog een stuk chiquer dan op het Noordzeezand van Nederland. Op naar België dus, voor een strandvakantie op stand. Zonnebrand mee, paraplu of poncho ook graag.