Een scheefhoekig labyrint van zwevende bedden, ondersteboven gekeerde kamers, hallucinerende verlichting en rubberen muren, dat is Propeller Island City Lodge. Welkom in Berlijns bizarste hotel.
De hoogglanzende no budget-tafels in de ontbijtzaal zouden niet misstaan in een peperdure interieurdesignwinkel. Onder het motto shabby meets chic diende het sloophout van zolder voor de tafelbladen, die rusten op gladde boomstammen uit het bos om de hoek. Kunstenaar Lars Stroschen heeft ze hoogstpersoonlijk in elkaar getimmerd. Net als bijna alles in zijn hotel. De verbouwing kostte hem vier jaar van zijn leven, maar het resultaat mag er wezen.
Vanuit de hele wereld reizen kunstenaars, architecten, interieurontwerpers en hotelbonzen naar Berlijn om Stroschens hotel te bewonderen. Iedere kamer is dan ook een kunstwerk op zich. En daar kun je behoorlijk van ondersteboven raken. Letterlijk zelfs: in een van 32 de kamers kom je binnen via het plafond. Bedden, tafels en stoelen hangen boven je hoofd aan de vloer. Dat is lastig pitten. Na een tijdje studeren ontwaart men de luiken in het plafond – wat in feite dus de vloer is – waaronder bedden, fauteuils en kasten vandaan komen die wél bruikbaar zijn.
Er is meer visuele fopperij. In oma’s kamer domineert een portret van Stroschens eigen oma, maar er staat ook een kast waar je niet omheen kunt. Klopt, want je moet er dóórheen om in de badkamer te komen. Er is een kamer met een heus vliegend bed. Liefhebbers kunnen ook kiezen voor de gevangeniskamer, therapiekamer, rubberkamer of sm-kamer. Die laatste is uitgerust met een doorkijkspiegel, zodat de buren eventuele spelletjes kunnen begluren. Voert dat te ver? Dan wordt er gewoon een gordijntje voor geschoven. Er is voor ieder wat wils: narcisten boeken de spiegelkamer, megalomanen de kasteelkamer, bomenknuffelaars de boskamer en gastronomen kiezen voor de kipkerriekamer.
In Berlijn, dat zich na de muur in rap tempo ontwikkelde tot creatief epicentrum van Europa, zijn kunsthotels booming business. Maar het verschijnsel is aan inflatie onderhevig. Al te vaak gaat het om een backpackershotelletje waar een kraker wat sneue strepen op de muur gekalkt heeft of een vervallen herberg waar de eigenaar een ingelijste reproductie van Kandinsky opgehangen heeft. Anders is dat in Propeller Island, waar aan elk detail aandacht is besteed. Muren, plafonds en vloeren lopen opzettelijk scheef, met kleuren is uitbundig omgesprongen en in het meest onbeduidende hoekje ontdek je een buitenissige lamp of obscuur lijstje. Het is af.
Maar goed ook, want hotelier Stroschen is aan het eind van zijn Latijn. De verbouwing kostte hem vier jaar van zijn leven. Stroschen, van oorsprong musicus, huurde een appartement boven een armoedig en verlaten hotelletje. Omdat hij wel wat extra geld kon gebruiken, besloot hij twee leegstaande kamers in zijn appartement te verhuren als bed & breakfast. De eerste kamer verbouwde hij tot kasteelkamer en de tweede tot spiegelkamer. Een instant succes; er verscheen een artikeltje in TimeOut en de kamers waren iedere dag volgeboekt.
Propeller Island is een typisch geval van een uit de klauwen gelopen hobby. De verhuur van de kamers slokte Stroschens tijd volledig op, terwijl de bedoeling was dat hij juist meer geld en tijd zou hebben om in zijn opnamestudio door te brengen. Stroschen koos ervoor om het professioneler aan te pakken door meer kamers te verhuren en dan personeel in dienst te nemen. Onder zijn appartement zat een slechtlopend hotelletje en Stroschen vroeg de eigenaar of hij het aan hem wilde verkopen. Tuurlijk, zei de eigenaar.
De deal was snel beklonken en Stroschens ideeënmachine begon op volle toeren te draaien. Al de volgende dag had hij schetsen liggen voor 45 totaal verschillende kamers. Maar daarmee was hij er nog niet. Het was een achenebbisj hotel met één douche op de gang per dozijn gasten en compleet afgeleefde kamertjes met jaren 70-meubilair dat al in elkaar stortte als Stroschen er naar wees. Hij nam een architectenbureau in de arm voor de broodnodige bouwkundige calculaties en hoopte binnen een jaar of anderhalf de verbouwing rond te hebben.
Een illusie, zo bleek al snel. Veel geld was er niet, dus moest Stroschen met creatieve no budget-oplossingen komen, zoals de wasbakken in de kamers, gemaakt van oude bierfusten. Maar het resultaat heeft niets weg van amateuristisch gefröbel. Alles zit strak in de verf en het kan tegen een stootje. En bovenal ziet het er gelikt uit. Bij een rondgang door het hotel val je van de ene in de andere verbazing. Propeller Island is een ongewoon hotel. De standaardvoorzieningen die je tegenkomt in sterrenhotels zijn hier niet te vinden. Niks geen roomservice, minibar, broekpers, waterkoker of satelliettelevisie op de kamers. En inchecken kan alleen tussen acht en twaalf uur ’s morgens. Bevalt dat niet? Dan stuurt Stroschen je liever door naar het Hilton.
Stroschens avontuurlijk ingestelde gasten reageren enthousiast op zijn magnum opus. Japanners willen steevast met hem op de foto en Nederlanders blijven liever een dag in bed liggen dan dat ze de Reichstag bezichtigen. Berlijners weten Propeller Island ook te vinden. Regelmatig brengen pasgetrouwde stellen hier een buitengewone huwelijksnacht door of checken er groepen in voor een ongeremd seksfeestje. Logisch, vindt Stroschen, want het bed is het middelpunt van de kamer. En iedere kamer ziet er knap anders uit dan je gewend bent, dus zul je er ook geïnspireerd worden om andere dingen te proberen dan thuis. Dat had hij allang voorzien toen hij zijn sm-kamer met twee immense kooien bouwde.
Onlangs werd het onvergelijkelijke hotel toepasselijk heropend met een vernissage. Kort daarvoor nam een groep van twaalf Engelsen, die voor een vrijgezellenfeest naar de Duitse hoofdstad gekomen was, al een kijkje. Ze waren zo enthousiast dat ze Stroschen bij het uitchecken eerden met vijf minuten durend applaudisement.