Goethe, Beethoven en Casanova: in de rij stonden ze om van hun kwaaltjes afgeholpen te worden in de Boheemse Kuurdriehoek. Een eeuw lang verbrokkelde de grandeur, maar dankzij kruiwagens vol EU-geld zijn Marienbad, Franzensbad en Karlsbad zwieriger dan ooit.
De hotelshuttle dropt me bij het grootste hotel van Marianske Lazne, of Marienbad zoals het Tsjechische kuuroord beter bekend is. Een suikertaart met bordes en balkonnetjes en zuilen en torentjes en gebeeldhouwde engeltjes, allemaal van een barokke zwierigheid van heb ik jou daar. Ooit was het hotel zó populair dat zelfs voor vaste gast Goethe geen kamer meer was. Hij verbleef in het huis van de hoteleigenaar, graaf Klebelsberg, en werd er op 74-jarige leeftijd smoorverliefd op de 17-jarige Ulrike von Levetzow. Voor koning Edward VII was er later wel plek, vertelt een plaquette boven de deur in gotische letters, net als voor keizer Franz-Joseph.
Televisie was er niet en dus entertainde men elkaar. Goethe droeg gedichten voor, Chopin speelde piano, operadiva Anna Milder zong Fidelio, Gontsjarow schreefOblomow en de Duitse hofschilder Wilhelm Hensel schilderde portretten van het bohémien gezelschap. Grand Hotel Weimar was met stip de hotspot van Marienbad. Maar nu even niet. Goethe zit in brons op een bankje in de voortuin te fronzen, want het hotel is een bouwval. De okergele verf bladdert van de buitenmuren, de deuren hangen uit hun sponningen en de ramen van Edwards koninklijke suite zijn dichtgetimmerd. Ik logeer dan ook bij de buren op Goetheplein 7, waar voorheen Grand Hotel Stern door dezelfde Weense architect Arnold Heymann werd opgetrokken in barokke Bäderarchitektur. Dit hotel heeft wél al een opknapbeurt gehad.
Koning en keizer te rijk
Tsjechië telt achtendertig kuuroorden. Voor de beroemdste ervan hoef je niet ver: in het westelijkste puntje, aanschurkend tegen de Duitse grens, ligt de ‘Boheemse Kuurdriehoek’ met drie borrelende badstadjes. Een halve eeuw lang kwijnde deze uithoek van Tsjechoslowakije weg achter het IJzeren Gordijn en dat was maar goed ook, want zo bleef de Kuurdriehoek nagenoeg gespeend van betonnen Oostblokflats. Marienbad staat vol zwierige badhuizen, bronpaviljoens en paleishotels. Na de Fluwelen Revolutie werd een begin gemaakt aan het herstel van al dat erfgoed, maar nu Tsjechië lid is van de Europese Unie wordt er driftiger dan ooit gerestaureerd. Van mijn belastingcenten. Maar mij hoor je niet klagen, want het is hier fantastisch.
Nove Lazne, het ‘Nieuwe Badhuis’ uit 1896, verkeert in volle glorie. Een grandioos kuurhotel in keizersgeel met een spa van 1600 vierkante meter vol Romeinse baden, massagekamers, fitnessruimte, sauna’s en zonnebank. De pronkstukken zijn het Koningsbad en het Keizersbad, twee fenomenale badkamers met oriëntaalse tegeltjes, Perzische tapijten, antiek meubilair, grote koperen baden, gebrandschilderde ramen en openslaande deuren naar een eigen patio met parkzicht. Speciaal gebouwd voor respectievelijk Edward VII en Franz-Joseph. Nu kunnen gewone stervelingen er terecht voor 25 euro per uur. Een prikkie voor wie zich de koning én keizer te rijk wil voelen.
“Ik heb alle kuuroorden van Europa bereisd”, schreef Edward naar huis, “maar nergens was ik zo betoverd door de poëzie der schoonheid als hier in Marienbad.” De Britse koning, toentertijd ’s werelds machtigste man, kwam hier negen keer kuren. Prins Edward, jongste broer van de huidige Britse kroonprins Charles, zag dat ook wel zitten. Vorig jaar kwam hij naar Marienbad, precies een eeuw na zijn betovergrootvader. De burgemeester schreef de prins ogenblikkelijk bij in het vuistdikke boek van Marienbads beroemde bezoekers, direct achter Freud, Edison, Ibsen, Kafka, Mahler, Nietzsche en Strauss.
Porseleinen drinkkannetje
Al die vips doen je haast vergeten waar het hier écht om draait. Marienbad dankt haar bestaansrecht aan het water, heerlijk helder mineraalwater. Nou, dat laatste valt tegen. Het water dat in honderd bronnen opborrelt is heerlijk noch helder, maar wél heilzaam. Het helpt tegen allerhande kwaaltjes, van kwakkelende organen en luchtwegen tot stofwisseling en bewegingsapparaat, dankzij hoge concentraties zout, zwavel, ijzer en koolzuur. Elke bron heeft zijn eigenschappen; de doktoren in de kuurhuizen – een consult kost nog geen tientje – weten waar je moet wezen voor welk gebrek. Zij schrijven drinkkuren voor waarbij je dagelijks anderhalf tot twee liter dient weg te slobberen, direct aan de bron. Alle kuurgasten zijn daartoe uitgerust met een lazensky poharek, een porseleinen kannetje met slimme ingebouwde drinktuit – het leukste souvenir.
Over de bronnen zijn puike paviljoens opgetrokken, met de neobarokke colonnade uit 1889 als summum. Een elegie van zwierigheid met zóveel gietijzeren tierelantijnen, glas-in-lood, bronzen beelden en fleurige fresco’s dat er geen plek overbleef voor de bronnen – die zijn ondergebracht in een aanpalend paviljoen. Om te voorkomen dat kuurgasten continu met hun drinkkannetje moeten rondzeulen, is er een speciale stalling voor. Bronwater drinken doe je hier overdekt, in stijl en op je gemak. En toch kijkt iedereen stuurs. Eén probleempje is er maar met het heilzame water: het smaakt naar rotte eieren.
Gehucht met casino
Marienbad wordt platgelopen door Duitse toeristen en Karlsbad, waarover straks meer, is het domein van de Russen. Franzensbad, of Frantiskovy Lazne in fatsoenlijk Tsjechisch, is op het eerste gezicht van niemand. De kleinste van de kuuroorden in de Driehoek is tegelijk de slaperigste. Geen kip te bekennen en eigenlijk maar één toeristische topattractie: het beeldje van kleine Franzel met in zijn armpjes een vis als vruchtbaarheidssymbool. Het jongetje heeft een bijzondere gave: streel zijn edele delen en hup, binnen negen maanden krijg je een kind. Althans, zo luidt de legende. Franzels bronzen pielemuis glimt ervan.
Franzensbad lijkt gebouwd op één dag: rechte lijnen en ruime lanen verbinden bronnen en badhuizen, allemaal even okergeel en neoklassiek. Een sterk staaltje stadsplanning, waarbij bovendien groot gedacht werd: dertien kuurhuizen zijn er, tientallen hotels, uitgestrekte parken, kerken voor legio religieuze stromingen, een treinstation, een theater en zelfs een casino – en dat voor een gehucht van vijfduizend zielen. Hier moet ooit heel wat loos zijn geweest.
Klopt. Eind 19e eeuw ging het hier net zo mondain toe als in Marienbad en Karlsbad. Een blik op de plattegrond leert waar de bezoekers vandaan kwamen: straten en pleinen zijn vernoemd naar de Fransen, Russen, Engelsen en Amerikanen. Franzensbad was beroemd omdat haar bronwater korte metten zou maken met vrouwelijke onvruchtbaarheid. Al snel ontstond er een vrouwenoverschot en dat lokte weer mannen, waaronder beroemde exemplaren als Beethoven en Wagner. Goethe, daar is ie weer, kwam hier volgens het beroemde-bezoekers-boek drieëndertig keer.
Frau Doktor Ivana
Het stadsbestuur is vastberaden om die gouden tijden te doen herleven. Franzensbad is één grote bouwput. Overal wordt gegraven, gebouwd, geboend en geverfd. Het park is een modderpoel en de bronpaviljoens zitten op slot, maar straks is alles weer spic en span. Eén fonkelnieuwe aanwinst is al open: het Aquaforum, een zwemparadijs met binnen- en buitenbad, zeg maar Tropicana op z’n Tsjechisch. Het water blijkt een graad of vijf te koud. Wonderen hoef je er bovendien niet van te verwachten: doodgewoon chloorwater, niks heilzaams aan.
Anders is dat in kuurhuis Belvedere. Ik kom een ochtendje kuren om mijn kwaaltjes kwijt te raken. Niet dat ik er veel heb, hooguit een stijve nek van het computeren, en eigenlijk wil ik helemaal niet genezen maar gewoon een fijne massage, maar toch. Ik meld me voor een medisch consult, want dat hoort hier zo. OberschwesterMaria maakt een elektrocardiogram en meet mijn bloeddruk op, waarna Frau Doktor Ivana besluit dat er met mij niks mis is. Ik mag zelf kiezen. Een modderbad? Massage? Zuurstoftherapie misschien? Een rondje fysiotherapie? Of toch liever een koolzuurgasinjectie in mijn ruggengraat?
Beter dan Viagra
Duizenden belletjes plakken aan me vast, de grotere aan mijn huid, de kleinste aan de haartjes op mijn armen en benen. Ik lig in een bad vol koolzuurhoudend bronwater. Het wateroppervlak bruist onstuimig bij iedere beweging. Geenszins oncomfortabel, maar belangrijker is dat mijn huid per minuut zo’n vijftig milliliter koolzuurgas opslorpt. Dat versnelt de bloedsomloop, verlaagt de bloeddruk en vergroot de longcapaciteit. Mijn immuunsysteem sterkt aan, mijn zenuwsysteem kalmeert en ik voorkom hart- en vaatziekten. Ik bubbel niet zomaar in een bad spa rood, nee, ik lig gezonder te worden. En dan is er nog het potentieverhogende effect – dokter Ivana bezwoer dat zo’n koolzuurbad beter werkt dan Viagra.
Opnieuw in bad, maar nu voor een onderwatermassage. Dat daar geen handen aan te pas komen is een geruststellende gedachte, als ik mijn struise Tsjechische masseuse zo bekijk. Met een robuuste waterstraal bewerkt ze mijn spieren. Nek en rug eerst, dan benen en billen. Op mijn verzoek wordt de druk opgevoerd tot drie bar, de hoogste stand. “Morgen werd’st du kaputt sein,” zegt de masseuse, doelend op de spierpijn die ik eraan over zou moeten houden, maar ik heb mijn twijfels. Ik voel de straal nauwelijks en lig er bovendien weinig ontspannen bij. Volgende keer toch maar weer een massage mét handen.
Terug in de dokterskamer heeft de Oberschwester nog een toetje in petto: een paraffinebad. Mijn handen worden drie keer ondergedompeld in gesmolten kaarsvet, ingezwachteld en dan word ik een kwartier in de hoek gezet. Toegegeven: als ik de gestolde paraffine van mijn handen pulk, zijn ze poezelig zacht, daar kan geen Nivea tegenop. Eenmaal uitgekuurd voel ik me fris en fruitig, en vooruit, gezonder dan ooit. Maar ik word vooral vrolijk van de factuur: een halve dag vol behandelingen kost nog geen dertig euro. Kuren voor een koopje.
Baboesjka’s in bontjassen
Het lekkerst is voor het laatst. Mijn aankomst in Karlovy Vary, ofwel Karlsbad, maakt een verpletterende indruk. De stad ligt spectaculair in een krappe riviervallei en de enige manier om er te komen is bovenlangs, zodat het lijkt alsof je komt aanvliegen. Liefde op het eerste gezicht: Karlsbad is zwieriger dan Salzburg, aangeharkter dan Disneyland, fleuriger dan een Technicolor-film en koketter dan Praag. Een sprookje.
De grootste en drukste van het kuuroordentrio is ook de mooiste. Honderden suikertaarten met Jugendstil-gevels in zachtgeel, suikerspinroze of pistachegroen zijn tegen de valleiwanden opgestapeld, de bronnen spugen heet water uit waar mystieke stoomwolkjes vanaf komen, langs de rivier de Tepla rijden paardenkoetsen toeristen rond en er zijn grand cafés in Weense stijl. Puike plek om een paar dagen te blijven plakken.
Dat dachten Beethoven, Bach en Mozart ook. Zij componeerden er lustig op los in Karlsbad, Casanova was hier, Goethe natuurlijk ook weer en tsaar Peter de Grote idem dito. Karl Marx blies uit van zijn magnum opus Das Kapital. Russen waren oververtegenwoordigd, blijkt uit de aanwezigheid van een uit de kluiten gewassen Russisch-orthodoxe kerk. Die flonkert als nooit tevoren en dat is geen toeval, want ook nu is Karlsbad het territorium van Russen. Van alle investeringen schijnt tachtig procent in roebels te gaan. Tussen de bronnen pendelen uitbundig opgemaakte baboesjka’s in bontjassen met drinkkannetjes die kennelijk niet kitscherig genoeg kunnen.
Poepchique taartjes
Karlsbad is von Kopf bis Fuss op het kuurtoerisme eingestellt. Voor een drinkkuur kan ik terecht bij twaalf bronnen in vijf colonnades, waarvan de minst knappe niettemin de indrukwekkendste is: de Vridlo of Sprudel is een hete geiser van 72 graden die veertien meter hoog spuit. De andere colonnades zijn van zwierig gietijzer, van bewerkt hout of van natuursteen met eindeloze rijen classicistische zuilen. Voor een badkuur is er keuze uit vijf badhuizen. Maar ik kies voor de ‘terreinkuur’. Aan weerszijden van het kuurcentrum loopt honderd kilometer aan wandelpaden. Bergop natuurlijk, om de kuurgasten aan hun broodnodige lichaamsbeweging te helpen.
Met prachtuitzicht op de sprookjesstad wandel ik langs elegante vakantievilla’s uit de belle époque via de Russisch-orthodoxe Petrus en Paulus-kerk naar het Malé Versailles, een meertje met 18e-eeuws restaurant en bijbehorend terras waar Goethe graag verpoosde. Een fikse klim, hoewel ik ook naar boven gekund had met de kabelbaan. Alleen had ik dan mijn voorgeschreven portie lichaamsbeweging gemist. Nu kan ik in zo’n bungelend bakje naar beneden om zonder schuldgevoel neer te ploffen op het terras van het Weense café van Grandhotel Pupp. De oprichter van dit poepchique hotel uit 1701 was meesterpatissier en nog steeds worden de taartjes hier gemaakt volgens zijn geheime recept. Van dé huisspecialiteit smulde Beethoven al in 1812. Toegegeven, het smaakt beter dan het klinkt: Pupp-taart.