Zelf had Hitler het niet zo op zijn theehuis op 1834 meter – wegens hoogtevrees – maar toeristen en Beiers komen bij bosjes naar dit gemütliches Tourismusrestaurant. Deel 1 in een serie over eten op historische wereldplekken: het Adelaarsnest.
Even een misverstand opruimen: het Adelaarsnest was níet Hitlers theehuis. Dat was een veel bescheidener gebouwtje op de Mooslahnerkopf, waar de dictator met zijn hond Blondi dagelijks heen wandelde voor een middagdutje. Daar kwam Hitler graag. Zo niet in het Adelaarsnest.
Martin Bormann, beter bekend als ‘de wandelende aktetas van de Führer’, had nog zo z’n best gedaan. Met dertig miljoen Reichsmark, vierduizend arbeiders en in slechts dertien maanden verrees bovenop de 1834 meter hoge top van de Kehlstein een klein kasteel als passend cadeau voor Hitlers vijftigste verjaardag.
Toeristentrekker
Als hij een bonnetje had gehad, zou Hitler zijn presentje hebben geruild. Zodra hij in de flonkerende lift stapte, brak het zweet hem uit en eenmaal boven kon het weidse panorama hem niet bekoren – de Führer was claustrofobisch en had hoogtevrees. Een keer of tien kwam hij er, hooguit, en dan alleen maar om zijn gasten te imponeren. Het Adelaarsnest was geen succes.
Toen niet, nu wel. Het Amerikaanse leger, dat het omringende vakantieparadijs na de oorlog van Hitler overnam als Armed Forces Recreation Center, gaf in 1952 groen licht om het Adelaarsnest open te stellen voor het publiek. De Beiers verhuurden het aan een horecabaas en prompt kwamen toeristen bij bosjes naar boven voor Bratwurst en bier. Het is in Hitlers Adelaarsnest een gezellige drukte.
Gipfelglück
Jaarlijks vergaapt een half miljoen bezoekers zich in de achthoekige salon aan de manshoge haard van rood Carrara-marmer – een cadeautje van Mussolini. In Eva Brauns panoramakamer bekijken ze kleurige filmpjes van Hitler in zijn bergen. De twee souvenirwinkels draaien overuren; handbeschilderde miniatuurtjes van het Adelaarsnest gaan grif van de hand.
Daarna doet men wat verwacht mag worden van toeristen die vakantievieren in alpenland: eten. Liefst zo Beiers mogelijk. Het menu vermeldt Hüttenwurst mit Sauerkraut en Jägerschnitzel mit Preisselbeeren. Het bier gaat per halve of hele liter en ook ’s zomers zijn Glühwein en Schnaps voorradig. Kaffee mit Kuchen kan ook: de Apfelstrudel, Käsetorte en Zwetschgenkuchenschnitte zijn gerangschikt onder het kopje Süsses Gipfelglück.
Ik ga voor de Tagesangebot: Grillwurst mit Pommes. De bediening gaat gepaard met afgepaste Beierse barsheid, maar het bestelde komt met gezwinde spoed. Bij de eerste hap blijkt waarom: mijn middagmaal lag me al een paar dagen op te wachten in de warmhoudbak. Zowel de worst als de frietjes zijn het begrip krokant ruimschoots voorbij.
Wellnesshotel
In de omgeving valt trouwens meer te beleven. Van Hitlers vakantievilla, de Berghof, is weinig over sinds de ruïne werd opgeblazen om pelgrimerende neo-nazi’s te ontmoedigen. Maar het woonhuis en atelier van Hitlers lijfarchitect, Albert Speer, staan nog fier overeind. Sportievelingen slaan hun slag bij de lokale golfclub, gevestigd in de voormalige herenboerderij van Bormann.
Het kan ook duisterder: een tentoonstelling in het nieuwe oorlogsdocumentatiecentrum, op de plek waar ooit een Gasthaus voor nazi-bobo’s stond, biedt inzicht in de tödliche Utopie van het Derde Rijk. En via de achterdeur van Hotel zum Türken – ooit het onderkomen voor het SS-elitekorps van Hitlers lijfwachten, nu weer gewoon een oergezellig alpenpension – daal je af in het immense complex van schuilkelders dat de Führer onder de Berghof liet uithakken.
Niet alleen geschiedenisfans zoeken hier hun heil, maar sinds kort ook luxepaarden. Bovenop de voormalige Adolf Hitler-Höhe staat een flonkerend wellnesshotel met vijf sterren en een hip interieurdesign. Voor 2500 euro is de Presidentiële Suite de uwe – in het door Philippe Starck ontworpen ligbad is het poedelen met uitzicht op het Adelaarsnest.
Kulturschmankerl
Dat Adelaarsnest blijft de topattractie in het voormalige Ferienparadies van de Führer. Ik heb een goede smoes om nog eens terug te komen, want de enige optie om de zon avondroze te zien wegzakken achter het bizarre bouwsel is met een door de VVV georganiseerd uitje. Overdag is het Adelaarsnest het exclusieve domein van buitenlandse toeristen, maar de locals willen ook wel eens een verzetje. Zij zijn ’s avonds aan de beurt en hebben zich opgedirkt in hun deftigste Dirndl ofLederhosen.
De folder belooft een Kulturschmankerl van jewelste: een Abendliche Fahrt naar het Adelaarsnest, gevolgd door een driegangenmenu met musikalische Untermalung. Opgetogen sluit ik aan in de rij voor de bus die bij het Hauptbahnhof van Berchtesgaden gereedstaat voor transport. In spijkerbroek en T-shirt val ik een tikkeltje uit de toon, maar zo’n reactie had nou ook weer niet gehoeven: “Was, Sie geh’n auch mit?” Stomverbaasd scheurt de chauffeur mijn kaartje, terwijl hij me vliegensvlug van top tot teen afkeurt.
Wat geeft het: via de mooiste Panoramastrasse van Duitsland kom ik boven, net als alle anderen die zich wél netjes aan de kledingcode hebben gehouden. Bij de ingang worden we onthaald op stemmig hoorngeschal. De 124 meter lange tunnel, die leidt naar de 124 meter hoge lift in het binnenste van de rots, heeft een puike akoestiek.
Hoempaorkest
Voordat het eten op tafel komt, hebben we een uurtje vrijaf om met een glas sekt rond te dwarrelen over het zonneterras en de achtertuin. Hitler mocht het hier dan vreselijk hebben gevonden, Eva Braun en haar vriendinnen kwamen graag en vaak. Naarmate het later wordt, begrijp ik steeds beter waarom: de zonsondergang achter het Adelaarsnest kan zó op een ansicht.
Snel naar binnen, want de Kartoffelsuppe mit Schwarzbrotcroutons komt op tafel. Fijn, hier wordt gemoedelijk met de ellebogen op tafel gegeten. Ik knoop een gesprek aan met mijn tafeldames, maar dat valt tegen. Niet omdat ze zo bot zijn als de buschauffeur, integendeel, maar omdat ze een heel andere taal spreken dan het Duits dat ik vroeger op school leerde. Aan de vrolijke Babylonische spraakverwarring komt subiet een einde als het Beierse hoempaorkest inzet.
Het hoofdgerecht (Geschnetzeltes vom Hirschkalb mit Waldpilzen, Spätzle und Apfelblaukraut) wordt opgevolgd door een driekoppig jodelkoortje. Dankzij de voortdurend aangezeulde dienbladen vol bierpullen zit de stemming er goed in. En dan wordt het vanzelf minder erg dat de kwaliteit van het eten net zo belabberd is als vanmiddag. Nee, voor culinaire hoogstandjes moet je hier niet wezen, voor Beiers cultuurgoed dan weer wel. Er wordt gehoempa’d en gejodeld dat het een lieve lust is.
Lepelpolka
Het lekkerst is voor het laatst. Dat ligt heus niet aan het toetje (Topfenstrudel mit Zwetschgenröster), maar aan de muzikale finale. Het is tijd voor de Löffelpolka. Een klein mannetje met een gekke pluim op zijn hoed produceert razendsnel ratelende ritmes met twee doodgewone houten lepels die hij waarschijnlijk zoëven nog uit Hitlers bestekkast trok.
De man van de lepelpolka is de ster van de avond. Met gepaste Beierse bravoure neemt hij het applaus in ontvangst en ik juich en joel vol overgave mee. Zelfs zonder Lederhosen badder ik in Beierse folklore. Herr Hitler zou trots op me zijn geweest.