De Rheingold reed ruim een halve eeuw lang van Hoek van Holland naar Genève. Een van de sloop gered exemplaar maakt nu in Duitsland pretritjes langs de Rijn.
“Oh, ben je met de ICE gekomen? Daar kijken mensen niet meer naar buiten. Waar zit het stopcontact en is er wifi, dat is het enige wat ze nog interesseert. Hier is dat wel anders.” Hans Heinrich wijst trots om zich heen naar het interieur van de klassieke panoramawagon. De roodfluwelen fauteuils zijn comfortabel en op de met gesteven linnen gedekte tafeltjes staat een bloemetje. Opvallender is de enorme koepel van tientallen vierkante meters glas. “We hadden nóg iets beter moeten poetsen,” moppert Heinrich. “Maar dat valt niet mee, hoor. Het is oud glas.”
Oud glas inderdaad; ruim een halve eeuw oud zelfs. De panoramawagon was het pronkstuk van de TEE Rheingold, een legendarische luxetrein die in de jaren 60 van de vorige eeuw van Hoek van Holland naar Genève reed. De Trans Europ Express had alleen eersteklas wagons en was uitgerust met comfortabele compartimenten, een goed geoutilleerde bar, een complete keuken en een rollend restaurant. Maar de felst begeerde zitplaatsen bevonden zich in het panoramarijtuig. Daar konden tweeëntwintig passagiers tijdens de twaalf uur lange treinreis door het Rijndal onbelemmerd genieten van het schilderachtige landschap.
De Rheingold rijdt weer. De Freundeskreis Eisenbahn Köln (FEK), een club van zo’n tweehonderd enthousiaste spoorwegfans, kocht tien afgedankte en uitgeleefde Rheingold-wagons op en herstelde ze met bloed, zweet en tranen in de oorspronkelijke luister. Met geleende locomotieven worden nu pretritjes gemaakt door Duitsland; naar Hamburg, Bremerhaven en Neurenberg of, zoals vandaag, met elektrische tractie van Düsseldorf naar Karlsruhe en op stoom door de op de Werelderfgoedlijst genoteerde Rijnvallei naar het idyllische kuurstadje Bad Herrenalb.
Oriënt Express voor rijke Britten
Als de Sonderzug rond zonsopkomst vertrekt, zit de slaap bij de passagiers nog in de ogen. Het eerste deel van het traject, van Düsseldorf via Keulen en Bonn tot Koblenz, voert vooral door saaie buitenwijken en grauwe industriegebieden. En dus is er tijd voor een uitgebreid ontbijt, geserveerd door een legertje enthousiaste vrijwilligers in vintage-uniformen. Roombotercroissantjes, versgebakken broodjes, schaaltjes beleg en thermoskannen koffie komen op tafel. De buiten voorbijrollende flats en schoorstenen gestaag plaatsmaken voor felgeel bloeiende koolzaadvelden en weilanden vol dartelende lammetjes. Dan rijdt de trein langs de Rijn het Zevengebergte binnen – het ontbijt is afgeruimd en het is tijd om naar buiten te kijken.
“De rit van vandaag is voor ons dus heel speciaal,” vertelt Hans Heinrich, voorman van die FEK. “Vierenveertig jaar geleden maakten we op exact dezelfde dag precies dezelfde rit, toen met de vooroorlogse Rheingold. Nu doen we het weer, maar met rijtuigen uit verschillende periodes.” Zowel de locomotief van de Centralbahn als de acht wagons zijn gespoten in beige en koningsblauw, maar daar houdt de conformiteit wel op. De donkere Speisewagen is ingericht met koperen lampen, ebbenhout, rood tapijt en blauwfluwelen banken. De lichte Gesellschaftswagen lijkt daarentegen zo te zijn geteleporteerd uit de DDR en is voorzien van strakke tafels en designstoelen van chroom en grijs leer.
De zwierige romantiek van de jaren 20 versus het zakelijke modernisme van de jaren 60, het is een schril contrast in één trein en toch beide authentiek Rheingold. Ruim voordat NS-baas Den Hollander de Trans Europ Express bedacht, reed de Rheingold al – als stoomtrein. In 1928 vertrok de eerste trein vanuit Hoek van Holland, met aansluiting op de trein en veerboot vanuit Londen. De trein was vernoemd naar de opera van Wagner en werd geëxploiteerd door Mitropa, de Duitse afsplitsing van de Compagnie Internationale des Wagons-Lits. “Ongekende luxe was dat,” zegt Heinrich. “De Pullman-rijtuigen waren van alle gemakken voorzien en er was wel twintig man personeel aan boord. Het was de Oriënt Express voor rijke Britten.”
Langs de Lorelei
De Tweede Wereldoorlog gooide roet in het eten; in 1939 werd de dienstregeling gestaakt en de wagons werden ingezet voor het vervoer van wapens en gewonden. Pas in 1951 ging de Rheingold weer rijden, met provisorisch opgelapte rijtuigen. In 1962 werden nieuwe wagons opgeleverd en was de Rheingold weer een echte luxetrein, om drie jaar later te worden opgenomen in het netwerk van de Trans Europ Express. Het wagenpark van de FEK telt tien rijtuigen – vijf vooroorlogse en vijf naoorlogse. Die mogen onderling dan van elkaar verschillen als dag en nacht, maar één ding bleef altijd hetzelfde: het uitzicht langs de route van de Rheingold.
Onrust en rumoer ontstaat er in de trein zodra het mooiste stuk van het traject aanstaande is: de bovenloop van de Midden-Rijndal staat genoteerd op de Werelderfgoedlijst. Tussen Koblenz en Bingen meandert de Rijn er lustig op los en is elke rotspunt getooid met een parmantig sprookjeskasteel. De hellingen zijn begroeid met dichte dennenbossen of glooiende wijngaarden. Op de rivieroevers liggen dorpjes met kloeke witte kerkjes, vakwerkhuizen en mooie namen als Biebernheim en Bacharach. De helft van de passagiers zit met de neus tegen het ramen gekleefd als de bekendste rots van Duitsland in zicht komt: de legendarische Lorelei. Met zo’n 80 kilometer per uur zoeft de trein erlangs – wie met zijn ogen knippperde, heeft het gemist.
Veel passagiers malen daar niet om, zij hebben hun hoogtepunt nog voor de boeg en wachten geduldig af tot de trein arriveert in Karlsruhe. Daar wordt de elektrische lok van de naoorlogse Rheingold verruild voor de stoomlocomotief van de Rheingold uit het interbellum. Het is een stoomlok als uit een prentenboek: ruim 18 meter lang en bijna 100 ton zwaar, glimmend zwart met brandweerrood onderstel en met manshoge wielen. De lok puft en sist aan alle kanten, terwijl de stoker in blauwe overall het vuur flink opstookt. “Einsteigen bitte!” De machinist trekt aan de stoomfluit en het kenmerkende, langzaam op gang komende tsjoeketsjoek zet de trein zich hortend en stotend in beweging.
Opstomen naar het Zwarte Woud
De inwoners van Ettlingen kijken vreemd op: normaliter rijden er alleen nog trammetjes over de Albtalbahn, nu dendert er een complete stoomtrein door hun achtertuintjes. Langs de route naar Bad Herrenalb in het Zwarte Woud trekt de nostalgische trein veel bekijks: auto’s stoppen langs de weg om foto’s te maken, fietsers stappen af om het eens goed te bekijken en schoolkinderen zwaaien. Grote witte stoomwolken trekken langs de ramen, de geur van de stoomlocomotief dringt de coupés binnen en wie zijn hoofd uit een raampje steekt, heeft binnen een mum van tijd een zwart hoofd van de neerdalende brokjes verstookte kolen.
Bad Herrenalb blijkt een pittoresk dorpje met stadsrechten vol kabbelende beekjes, vakwerkhuizen, de ruïne van een in de middeleeuwen verlaten klooster, een keurig aangeharkt kuurpark en tegen de berghellingen opgestapelde hotels met panoramisch uitzicht. Hier houdt de trein een uur halt. Voldoende tijd om rustig rond te kijken, ware het niet dat het bij aankomst begint te miezeren. Voor veel passagiers is dat het teken om de eerste de beste bakkerij binnen te gaan voor een kop koffie met een punt Schwarzwalder Kirschtorte.
Op de terugreis kookt Sascha Brettmann in zijn rollende keuken van amper drie vierkante meter voor de honderd passagiers een driegangenmenu in elkaar. Na nog een schnapps toe valt het gros van de passagiers al snel in slaap, zelfs degenen die de hoofdprijs hebben betaald voor een zitplaats in het panoramarijtuig. “De meeste mensen aan boord zijn vaste klanten,” legt Heinrich uit. Die zijn er elke rit bij en kunnen dit treinreisje langs de Rijn dus wel dromen. Vermoedelijk is dat precies wat ze nu aan het doen zijn.”