Nieuwsbrief
18 min read

Moord op het kolenspoor

Deze Spaanse luxetrein kan zo in een thriller van Agatha Christie

Agatha Christie zou er een moord voor hebben gedaan: vier dagen boemelen door de bergen in een luxetrein vol kleurrijke karakters en een barrijtuig met onuitputtelijke ginvoorraad. Reisjournalist Sander Groen stapt in Noord-Spanje aan boord van El Expreso de La Robla.

Van alle gemakken voorzien, deze hotelkamer: van airco en muziekinstallatie via stopcontacten en wi-fi voor je laptop tot pluizige handdoeken van Egyptisch katoen en een heuse massagedouche. Niks geen keycard, maar een échte sleutel aan een zware koperen sleutelhanger die zo uit de belle époque lijkt te komen. ’s Avonds is er turn-down service: kom je tipsy terug uit het restaurant, is alles opgeruimd en gepoetst, het gordijn dicht, het licht gedimd en het dekbed opengeslagen. Zou zomaar een viersterrenhotel kunnen zijn.

Maar er is iets geks aan de hand: het is allemaal minuscuul. Amper twee bij twee meet dit hotelkamertje, de badkamer incluis. Daar kun je je kont niet keren; even lekker inzepen onder de douche gaat met gestommel van stotende knieën en ellebogen, om te toiletteren dien je behendig tussen wand en wasbak door te manoeuvreren en tandenpoetsen lukt alleen als je welgemikt je achterste door de schuifdeur heen de kamer in steekt. Dit is dan ook niet zomaar een hotel, maar een hotel op rolletjes: El Expreso de La Robla.

Mini-hotelkamer in El Expreso de La Robla

De chique trein heeft slaapwagons vol van die piepkleine maar comfortabele cabientjes, plus een rollend restaurant voor een stevig ontbijt van roerei of tortilla, een barrijtuig voor een koud biertje of wijntje en een loungewagon met kranten, tijdschriften, dvd’s, spelletjes en onderuitzakbanken. Elke donderdag vertrekt de trein voor een vierdaagse plezierrit over een Noord-Spaans kolenspoor – boemelen van Bilbao naar León en retour, met tussenstops bij curieuze musea, mysterieuze grotten en middeleeuwse stadjes.

Treinsteward Julio begeleidt me naar mijn wagon en legt uit hoe alles werkt, zoals dat ook in sterrenhotels gaat – alleen dan met de neuzen tegen elkaar

Wagon 1 coupé 12

“Mag ik uw koffer dragen?” vraagt de in goudgerand uniform gehulde treinsteward Julio me op het perron. La Concordia, het in 1898 in popperige art deco opgetrokken treinstationnetje, is een passend vertrekpunt. Julio begeleidt me naar wagon 1, coupé 12, legt uit hoe airco, muziek en massagedouche werken en overhandigt de sleutel, in blijde afwachting van een fooi. Precies zoals het in sterrenhotels toegaat – met dien verstande dat Julio en ik bijna met de neuzen tegen elkaar gedrukt staan. O ja, vier uur vertrek, of ik dan in het barrijtuig een welkomstdrankje kom drinken.

El Expreso de La Robla maakt ’s zomers eens per week een vierdaagse reis
De trein is uitgerust met een restaurant, bar, lounge en slaapwagons met privécoupés
Onderweg zorgt het personeel ervoor dat de drank rijkelijk blijft vloeien

“Dit is net een cruise,” zegt reisleidster Anna in de barwagon, “alleen dan niet op zee, maar tussen de rails. Je hoeft je nergens zorgen om te maken, wij brengen je overal heen. Zak onderuit, ontspan en geniet van de reis.” Precies op het moment dat Julio met Spaanse schwung een cafe con leche uitserveert, zet de trein zich piepend en krakend in beweging. Eerste halte: Espinosa de los Monteros, anderhalf uur verderop in de bergen van Burgos. Terwijl achter de ramen de buitenwijken van Bilbao plaatsmaken voor de uitlopers van de Cordillera Cantábrica en de trein het dal van de Ebro in rolt, maken de passagiers kennis met elkaar.

Het blijkt een bont gezelschap; een echtpaar van Poolse hippies die de kleurige-Mexicaanse-poncho-gerechtigde leeftijd ruimschoots zijn gepasseerd, een vrolijke IJslander die de nodige grappen en grollen over spaargeld krijgt te incasseren, een gerimpelde Noor en een jonge Deense, twee onverstaanbare Zwitsers, de Bulgaarse dubbelgangster van Erica Terpstra, een Engelse jongen die met zijn hoedje en puntschoenen sprekend op punkrocker Pete Doherty lijkt, twee goedgehakte Françaises met elk een stapel modebladen onder hun arm en een Ier die zijn reputatie hooghoudt door subiet een gin-tonic te bestellen. Agatha Christie zou er pap van lusten; het wachten is op een moord à la die in de Oriënt Expres en Hercule Poirot die komt vaststellen dat steward Julio het wel gedaan moet hebben.

Langs de route wordt regelmatig uitgestapt voor een excursie…
…Zoals naar dit grotkerkje met eeuwenoude fresco’s in Ojo Guareña

Grotkerk met fresco’s

Ojo Guareña, een bochtig busritje verwijderd van het treinstation, is het grootste grottencomplex van het Iberisch schiereiland, zo meldt de gids monter. In de veertien grotten, verbonden door honderd kilometer aan tunnels, wemelt het van de stalactieten en stalagmieten, maar slechts een deel is open voor het publiek en laten ze daar nou net niet te zien zijn, die bizarre druipsteenformaties. Tikkeltje teleurstellend, vinden de treinpassagiers, totdat ze gedirigeerd worden naar een fraai uit de rotsen gehouwen kerkje met eeuwenoude fresco’s van het leven en lijden van Christus. Estupendo.

Ontbijt in de restaurantwagon plus lunch en diner in lokale restaurants zijn bij de treinreis inbegrepen. Vanavond wordt er getafeld in de parador van Cervera de Pisuerga. Zo’n honderd van die chique staatshotels zijn er in Spanje, meestal in monumentale kloosters en kastelen, soms in moderne gebouwen maar dan wel op een panoramische prachtplek. Dit is er zo een; in de uitlopers van de Picos de Europa, midden in een nationaal park en met uitzicht op een spiegelglad stuwmeer. Niet dat daar veel van te zien is; volgens goed Spaans gebruik wordt het diner ruimschoots na zonsondergang genuttigd. Uit de keuken komen lokale klassiekers als soep met brood en een karrenvracht knoflook, huisgemaakte pittige worstjes en gegrilde lamsbouten.

Terwijl El Expreso de La Robla door het Noord-Spaanse landschap boemelt…
…Krijgen de passagiers uitgebreid de kans om kennis met elkaar te maken

Terug in de trein vloeit de drank rijkelijk en gaat het maar over één ding: de krappe slaapcoupés. De een vindt het echt niet kunnen want veel te klein, de ander heeft vergelijkingsmateriaal en weet wel beter. De Spaanse smalspoormaatschappij FEVE (die na deze reis is overgenomen door staatsspoormaatschappij RENFE) biedt nog een meerdaagse luxe treinreis en die is al een kwart eeuw een doorslaand succes. El Transcantábrico is een stuk luxueuzer en heeft heuse ‘suites’ met tweepersoonsbedden. Daar hangt wel een prijskaartje aan van een kleine vijfduizend euro, tegen 800 euro voor de Expreso de la Robla. Dat je met je gat uit de badkamerdeur je tanden staat te poetsen, nemen de meeste passagiers dan toch maar voor lief.

De eerste kolentrein

Een Mijnbouwmuseum staat voor vandaag op het programma en ook daarvoor lopen veel passagiers niet warm. Maar het is niet zomaar gekozen, want zonder die mijnbouw hadden we deze treinreis nooit kunnen maken. Cistierna en Sabero vormen samen de bakermat van de mijnbouw die ervoor zorgde dat dit ooit een van Spanjes rijkste regio’s was. Hoe rijk precies blijkt als we in Sabero aankomen; aan een prachtig pleintje vol platanen staat een reusachtige roodbakstenen neogotische loods, een prachtig staaltje industrieel erfgoed. Het Mijnmuseum is gehuisvest in een heuse kolenkathedraal.

Het Mijnmuseum van Sabero is gevestigd in een neogotische kolenkathedraal
Nog een staaltje industrieel erfgoed: de oude barettenfabriek in Balmaseda

IJzer en staal, daar draaide het hier eerst om, maar dat werd een fiasco en men stapte over op kolen, die hier in het Ebrodal in ruime mate in de grond voorradig bleken. De mijnwerkers hadden het zo slecht nog niet; ze bezweken dan wel voor hun veertigste aan stoflongen, maar kregen een riant salaris, een mooi huis en een vet pensioen voor vrouw en kinderen. De mijndirecteur had een riante villa pal naast de kolenkathedraal. Al die kolen moesten, nadat ze tot pellets of briketten waren verwerkt, vervoerd worden naar de rest van Spanje, Europa en de wereld en daarom kwam er een spoorlijn, 335 kilometer lang van Bilbao naar León, de Ferrocarril de La Robla.

Waar ter wereld je ook een zieltogende streek er bovenop wilt helpen: toerisme is het toverwoord en dus werd het oude kolenspoor opgeknapt

Eind 19e eeuw reed de eerste kolentrein, een eeuw later de laatste. In 1991 ging de kolenmijn dicht en verzonk de regio in een diepe depressie. De mijnwerkershuizen en de directeursvilla staan te verpauperen, Sabero is een spookdorp. En waar ter wereld je ook een zieltogende streek er bovenop wilt helpen: toerisme is het toverwoord. Het oude kolenspoor werd opgeknapt en een toeristische trein bedacht: de Expreso de La Robla. Dat ‘expreso’ is wel een groot woord; tijdens de vierdaagse trip maakt de trein steeds korte ritjes van één à twee uur, waarna de passagiers overgeheveld worden in een klaarstaande touringcar, die verder rijdt naar een dorp, restaurant of museum.

De trein maakt steeds korte ritjes, waarna de passagiers per touringcar naar de attracties worden gebracht
Die attracties vallen veelal in de categorie curieus, zoals dit museum met tienduizend opgezette dieren

Baretten en wildebeesten

Erg toeristisch wil het hier nog niet worden, in het bergachtige binnenland achter de Noord-Spaanse kust. Onterecht natuurlijk, want het is hier fantastisch, maar het heet hier niet voor niets ‘Groen Spanje’ – het regent hier vaker dan waar ook in het zonnige land. In de restaurants zijn de treinpassagiers vaak de enige gasten. Toeristische attracties zijn schaars en vallen veelal in de categorie curieus. Zoals de oude barettenfabriek in Balmaseda – een prachtig staaltje 19e-eeuws industrieel en ook cultureel erfgoed, want ooit droegen alle Spaanse mannen zo’n vilten hoofddeksel, maar het is nou niet direct iets om een ansichtkaart over naar huis te schrijven.

Op vrijdag staat een bezoek op stapel aan het Museo de la Fauna Salvaje, ofwel een museum vol wildebeesten. Bovenop een bergtop in het midden van nergens is in een hypermodern gebouw een collectie uitgestald van tienduizend opgezette dieren. Zeventien zalen vol, variërend van piepklein tot kolossaal, van blauwoogvlinder en blinkende prachtkever tot olifant en giraffe. Hoogstpersoonlijk afgeknald, opgezet en verzameld door ene Eduardo Romero Nieto, een soort Spaanse prins Bernhard. Het museum is puik ingericht, maar het zijn wel héél veel dode dieren. Gedurende de rondleiding haken veel treinpassagiers af om op het panoramaterras te genieten van het uitzicht. Dit museum is niet eenieders kopje thee.

In een middeleeuws kasteel stelt een steenrijke zakenman zijn autocollectie tentoon
De privéverzameling omvat 75 oldtimers, waarvan 43 Rolls-Royces
Zoals deze Silver Ghost uit 1910 met een bijzondere claxon

Deze trip heeft sowieso een vrij hoog prins-Bernhard-gehalte. Zo staat op de laatste dag een bezoek op het programma aan de Torre de Loizaga, het middeleeuwse kasteel van een al even steenrijke zakenman die hier zijn eigen privéverzameling heeft uitgestald: 75 oldtimers, waarvan 43 Rolls-Royces, van een Silver Ghost uit 1910 via de Rolls van dictator Franco tot een Silver Spur uit 1990. Leuk voor autoliefhebbers, voor anderen is de grootste attractie de chagrijnige suppoost met stoppelbaard, die de bezoekers door de megagarages vol peperdure automobielen leidt.

Na een parador, een antieke bodega en een middeleeuws klooster wordt ditmaal gedineerd in een grot die ooit dienstdeed als kolenopslag

Kathedraal van licht

Van lekker Spaans eten houden alle treinpassagiers dan weer wél. Na de parador, een antieke bodega en een middeleeuws klooster wordt ditmaal gedineerd in een grot die ooit dienstdeed als kolenopslag. Op tafel komen streekgerechten als Castilliaanse knoflooksoep, bloedworst en speenvarken, weggespoeld met riante hoeveelheden lokale rode wijn. O zo smakelijk, maar wel wat machtig – de gemiddelde passagier komt zomaar een paar kilo aan tijdens een ritje met de Expreso de La Robla.

Geeft niks, die kilootjes worden er wel weer vanaf gewandeld in León, samen met Bilbao het hoogtepunt van de treinreis. Ooit was dit een welvarend koninkrijk en eventjes de hoofdstad van Spanje, wat de stortvloed van imposante monumenten in goudgeel zandsteen verklaart. Zoals het Panteón Real, met indrukwekkende gewelven met romaanse fresco’s, of het Hospital de San Marcos, in 1173 gebouwd als pleisterplaats voor pelgrims op pad naar Santiago de Compostela. Later deed het gebouw dienst als kazerne, veeartsenschool en gevangenis, nu is het een van ’s lands mooiste luxehotels.

De kathedraal van León heet ook wel ‘catedral de la luz’
“Dit gebouw heeft meer glas dan steen, meer licht dan glas, meer geloof dan licht”
De kathedraal heeft 1800 vierkante meter glas-in-lood

“Dit gebouw heeft meer glas dan steen, meer licht dan glas, meer geloof dan licht.” Dat zei Angelo Roncelli, voordat hij paus Johannes XXIII werd, over de kathedraal van León. Met meer gebrandschilderd glas dan menigeen in een mensenleven te zien krijgt: 1800 vierkante meter glas-in-lood, verdeeld over honderdvijfentwintig ramen en drie reusachtige rozetten. Met een stijve nek, maar verlicht, begrijp je de bijnaam van deze catedral de la luz. Op naar de barrio húmedo, de ‘natte wijk’, zo genoemd vanwege de vele hectoliters alcohol die hier worden ingenomen. Hudje-mudje zitten tabernas en taperías hier op elkaar, met Plaza San Martin als vochtig middelpunt. De laatste passagiers keren pas tegen het ochtendgloren terug in de trein.

Baskisch Bilbao dubbelop

“Het gaat echt nergens heen met deze trein,” grapt de IJslandse passagier met kleine oogjes bij het ontbijt. Op dag één en twee rijdt de trein van Bilbao naar León, daar wordt de locomotief naar de andere kant gerangeerd en dan gaat het over hetzelfde kolenspoor terug van León naar Bilbao. ’s Nachts rijdt de trein niet, daarvoor is de afstand te klein en bovendien is het smalspoor zo smal dat je door al het gewieg en gewiebel geen oog dicht zou doen. Toch vreemd om vier dagen in een trein te zitten en dan weer terug te komen bij het beginpunt. Een beetje vreemd, maar wel lekker – want Bilbao is best een dubbel bezoek waard.

Baskisch Bilbao is een bezoek dubbel en dwars waard
Het Museo Guggenheim van architect Frank Gehry hielp Bilbao uit het slop

De Baskische stad op de oevers van de Nervión zat ruim een decennium geleden nog volledig in het slop. Maar ineens was daar toparchitect Frank Gehry en zijn titanium kunstkathedraal en ineens was Bilbao weer helemaal hip. Het Museo Guggenheim, met kolossale zalen vol kunstwerken van Warhol, Magritte, Picasso en Dalí, is nog steeds de toptrekker van Bilbao, waar je zomaar twee dagen zoet bent. Maar ook hier is in de keurig opgeknapte oude stad een natte buurt vol tapasbars en taveernes, en behalve het Guggenheim valt er nog een handvol prestigieuze musea te bezoeken.

Met ferme handdrukken en stevige klapzoenen nemen de passagiers afscheid van elkaar op het perron van het schattige stationnetje La Concordia. Goed, je kunt je kont dan wel niet keren in de cabientjes en niet elke excursie is even geslaagd, maar iedereen is het erover eens: het was een prachtige treinreis. Toch jammer dat Agatha Christie noch Hercule Poirot zich heeft laten zien en dat ook de verwachte moord is uitgebleven – een beetje suspense hoort er toch bij in zo’n nostalgische luxetrein. «

Een vierdaagse treinreis met El Expreso de La Robla kost 800 euro per persoon
Meerdaagse treinreizen in Spanje
Decennialang de beroemdste Spaanse luxetrein: met veertien chique mahoniehouten wagons, gebouwd in de jaren 20 voor de Britse koninklijke familie, rijdt de Tren Al Ándalus in een week vanuit Sevilla een grand tour door Zuid-Spanje. Een suite met tweepersoonsbed en badkamer kost € 3.500 p.p. Langs de noordkust rijdt El Transcantábrico in een week van San Sebastian naar Santiago de Compostela. Vier loungewagons met bibliotheek, bars en dansvloer, suites met tweepersoonsbed, airco, minibar en badkamer. Een kaartje kost € 4.500 p.p. De budgetversie van de Transcantábrico is El Expreso de La Robla. In 2016 is er keuze uit twee routes van drie nachten/vier dagen: in juni en september van Bilbao door de bergen naar León en retour, in juli van Bilbao langs de kust naar Oviedo en terug. Een kaartje kost € 800 p.p. Langs de Noord-Spaanse kust, helemaal van de Pyreneeën naar Galicië, kronkelt zo’n 800 kilometer smalspoor. Stippel zelf een mooie boemelroute uit via San Sebastian, Bilbao, Santander en Gijón naar Santiago.
Het ontbijt wordt geserveerd in de trein, lunchen en dineren gebeurt in lokale etablissementen
Logeren in Bilbao
Design Gran Hotel Domine Bilbao (2pk va. € 140) is misschien wel het kekste designhotel van Spanje met een vrolijk en gelikt retro-interieur van Javier Mariscal. 131 Kamers en 14 suites rond een atrium met een 26 meter hoog kunstwerk van Mariscal, elke verdieping zijn eigen thema en kleurschema, een chocoladebruine relaxruimte met Eames-stoelen, een ontbijtrestaurant met panoramaterras, een café in Bauhaus-stijl en een cocktailbar vol tulpkrukjes van Eero Saarinen – designliefhebbers gaan hier uit hun dak. Vraag wel om uitzicht op het Guggenheim. Zeezicht In Getxo ofwel ‘Bilbao aan Zee’ huist Hotel Embarcadero (2pk va. € 200) in een ‘villa in neo-Baskische stijl’. Binnen is het comfortabel hip. Vijfentwintig kamers en twee suites waarvan de helft met zeezicht, geraffineerd ingericht in jaren-20-stijl, maar met modern comfort. Veel rood en zwart, chic wit bloemetjesbehang, witte dekbedden en zwartwit gestreepte gordijnen, en als het even past een chaise longue in de erker, een zitje in de vensterbank of een eigen balkonnetje. Verder een lobby vol loungebanken, een puik restaurant en twee zonnige terrassen. Kost wat, maar dan heb je ook wat. Budget In het centrum en vlakbij het treinstation is Hostal Begoña (2pk va. € 50) een prima en betaalbaar pension met kamers met badkamer, tv, minibar en gratis wi-fi.
Maaltijden, excursies en een privécoupé met badkamer(tje) zijn bij de prijs inbegrepen

Gratis nieuwsbrief
Wil jij mijn reisreportages gratis in je mailbox? Ik stuur je graag eens per kwartaal mijn nieuwsbrief.