Gambia kent u van de tv-reclames als spotgoedkope bestemming voor een strandvakantie onder de Afrikaanse winterzon. Reisjournalist Sander Groen trekt de jungle in en overnacht in een safaritent met uitzicht op een riviereiland vol mensapen.
Diep in het binnenland van Gambia staat hoog op een rotspunt een safaritent. Binnen wacht een hemelbed met klamboe, de veranda biedt breedbeelduitzicht op de natuur. Links en rechts slingeren rode franjeapen en groene meerkatten door de bomen, boven vliegen exotische vogels over, in de diepte ruist de rivier, vuurvliegjes knipperen voorbij, achter een heuvel zakt zachtroze de zon weg. Het is misschien wel de vredigste plek in Afrika’s kleinste land. In de rivier liggen drie eilanden, bewoond door een kolonie van ruim honderd chimpansees. Het lachende gegil van de bedreigde mensapen weerkaatst tegen de rotswanden van de vallei.
Het zou zomaar een natuurfilm met stemmig commentaar van Morgan Freeman kunnen zijn. “De chimpansee wordt beschouwd als de nauwste nog levende verwant van de mens. Het genoom van deze mensaap stemt voor 99 procent overeen met dat van u en mij. Net als wij communiceren chimpansees met elkaar via hun stem, gebaren en gezichtsuitdrukkingen. Net als wij gebruiken ze gereedschappen, hebben ze normen en waarden en leven ze sociaal samen in een groep met een democratisch gekozen leider, die coalities moet smeden om aan de macht te blijven. Niets menselijks is de chimpansee vreemd.” Maar het is geen film. Het is echt en ik zit er middenin.
Dolfijnen en nijlpaarden
Gambia is een bij Nederlanders populaire winterzonbestemming. Voor vierhonderd euro boek je een week vakantie, inclusief retourvlucht en verblijf in een strandresort. Aan de Atlantische kust staan tientallen pakkethotels bij elkaar in Bakau, Kololi en Kotu. Dat is wat de meeste bezoekers van Gambia zien: zon, zee, zand en bumsters, jongens die van alles verkopen, van vers fruit en vistripjes tot houtsnijwerk en seks. Niks mis met een weekje zonnebakken, maar Gambia biedt meer. Aan weerszijden van de gelijknamige rivier ligt een langgerekt land met een straatarme maar vriendelijke bevolking en een rijke natuur vol apen, krokodillen, dolfijnen en nijlpaarden.
Gammele veerboten verzorgen de verbindingen tussen beide rivieroevers: een ervan pendelde decennia geleden tussen Den Helder en Texel
Dat krijg je niet zomaar, daar moet je wel wat voor doen. Zo lang als de vlucht van Schiphol naar Banjul, zo lang duurt ook de autorit van de kust naar het River Gambia National Park. Voor dag en dauw pikt chauffeur Musa me op voor een ‘Afrikaans avontuur’. Het Gambiaanse wegennet is overzichtelijk: er loopt een weg over de zuidoever en een over de noordoever, sinds kort beide deels geasfalteerd door het Nederlandse Ballast-Nedam. Op sporadische strategische plekken verzorgen veerboten de verbindingen tussen de beide rivieroevers. Ook al afkomstig uit Nederland; zo pendelde een ervan een paar decennia geleden nog tussen Den Helder en Texel.
Puntdaken van olifantsgras
De rit is lang, maar wordt geen moment saai. Zandstranden, toeristenhotels, wisselkantoortjes, souvenirwinkels, restaurants, disco’s en het vliegveld maken plaats voor chaotische stadjes met krioelend verkeer, hectische vis- en veemarkten en woonhuizen van betonblokken en golfplaat. Het is oogstseizoen; langs de weg liggen miljoenen watermeloenen opgestapeld als glimmende groene basketballen. Voorbij Soma, de laatste plaats van enig formaat, wacht een eindeloze rij auto’s, trucks en paardenkarren. Musa rijdt er opgewekt langs, frommelt een biljet van 10 dalasi (20 eurocent) in iemands hand en even later dobbert de roestige ferry naar de noordoever.
Jongetjes spelen langs de weg in het gele zand met een autoband, mannen doen een dutje onder een dadelpalm en meisjes halen water bij de dorpspomp
Aan de overkant is het stiller. De weg wordt gedeeld met wat kleurig beschilderde bushtaxi’s, aftandse Peugootjes en Renaultjes, ossenkarren vol rijstbalen, kippen of takkenbossen en soms is het wachten op een overstekende kudde zeboes. De baobabs bezwijken bijna onder het gewicht van hun voedzame vruchten. Dorpjes bestaan hier uit luttele lemen hutjes met puntdaken van olifantsgras. Jongetjes spelen langs de weg in het gele zand met een autoband, mannen doen een dutje onder een dadelpalm, meisjes halen water bij de dorpspomp en vrouwen in fleurige jurken malen gierst met houten stampers in grote vijzels. Alle Afrikaanse clichés blijken te kloppen.
Zwaaiende chimpansees
“Wow, die is oud en groot en stoer, dat moet wel het alfamannetje zijn.” “Kijk daar, een moeder met een jong. Net een klein harig mensenbaby’tje, wat snoezig.” Ik blijk de lodge in het natuurpark te delen met het Vlissingse stel Alle en Vesta. Op de bij het verblijf inbegrepen boottocht langs de chimpansee-eilanden buitelen ze over elkaar heen van bewondering. “Om eerlijk te zijn,” zegt Alle, “had ik er niet zoveel van verwacht. Zeker niet dat we de chimpansees van zo dichtbij zouden zien en in zulke grote aantallen. Dit is een onvergetelijke ervaring.” Dat de dieren zich massaal laten zien, heeft een reden: de boottocht voor bezoekers wordt voorgegaan door een voederbootje.
De chimpansees hebben het goed naar de zin in hun nieuwe habitat: in de afgelopen tien jaar werden er twintig baby-chimps geboren
“Pooh is inderdaad de leider van deze groep,” bevestigt Bouba, onze gids. “En hij is ook de oudste: 48 jaar. De jongste is twee maanden.” De chimpansees hebben het hier kennelijk goed naar hun zin, want ze planten zich vrolijk voort: in de afgelopen tien jaar werden ruim twintig baby-chimps geboren. De jonkies, met hun roze gezichten, slingeren speels aan lianen door de jungle, terwijl de oudere chimpansees het toegeworpen voedsel verzamelen voordat er brutale bavianen mee aan de haal gaan. Freeman had gelijk: niets menselijks is een chimpansee vreemd. Balancerend op takken slaan ze gade hoe wij hen aanstaren. Een van hen lacht en zwaait zelfs naar ons.
Ongerept natuurparadijs
Ooit leefden in Afrika minstens een miljoen chimpansees in het wild, nu zijn het er nog zo’n honderdduizend. In 21 van de 25 thuislanden stierven ze uit door ontbossing, stroperij en jacht; chimpansees waren (en zijn) gewilde huis-, proef-, en circusdieren en hun vlees is een lokale delicatesse. De laatste chimpansee verdween in Gambia een eeuw geleden. Eind jaren 60 vond de Britse natuurbeschermster Stella Marsden een toevluchtsoord voor haar in het westen geredde en verweesde chimps in het kleine natuurreservaat Abuko, tien jaar later kwam er een betere oplossing: de ver stroomopwaarts gelegen Baboon Islands werden Gambia’s eerste nationale park.
Hier in het tropisch regenwoud wonen zeldzame zeekoeien en de helft van de ruim vijfhonderd vogelsoorten die in Gambia voorkomen
Dit is zonder twijfel het mooiste stuk natuur van het in dat opzicht toch al rijkelijk bedeelde Gambia. In een S-bocht in de rivier, op bijna driehonderd kilometer van de kust, beslaat het River Gambia National Park vijf eilanden plus een stuk vasteland. Behalve door de voornoemde rode franjeapen en groene meerkatten wordt het ondoordringbare tropisch regenwoud bewoond door sfinxbavianen, huzaarapen, wrattenzwijnen, aardvarkens, antilopen, otters, dassen, serval- en genetkatten, krokodillen, cobra’s, zeldzame nijlpaarden en nog zeldzamere zeekoeien, plus de helft van de ruim vijfhonderd vogelsoorten die in Gambia voorkomen.
Verboden toegang
Chimpansees kunnen niet zwemmen. Deze eilanden zijn daarom de ideale veilige omgeving om ze voor te bereiden op hun terugkeer in de wildernis. Dat was oorspronkelijk het doel van het Chimpanzee Rehabilitation Project. Alleen konden ze nergens in Afrika worden uitgezet, althans, niet met een gerede kans op overleven. Het tijdelijke onderkomen werd een permanente habitat. Verspreid over vier sociale groepen op de drie grootste eilanden leven er nu 107 chimpansees. Mensen mogen er niet meer komen – ook de medewerkers van het project moeten vanaf de wal of het water toekijken hoe het de mensapenkolonie vergaat.
Alleen de bootjes van het Chimpanzee Rehabilitation Project mogen bij de eilanden komen: de enige manier om de mensapen van dichtbij te bewonderen
Om de chimpansees en andere bedreigde dieren rust en ruimte te gunnen, is ook de rest van het nationale park niet toegankelijk voor het publiek. Boten op de Gambia-rivier mogen alleen op gepaste afstand passeren door het navigeerbare kanaal langs het grootste eiland, waar de kans op het zien van een chimpansee miniem is. Alleen de bootjes van het Chimpanzee Rehabilitation Project mogen aan de andere kant komen, tussen de eilanden door varen en dichtbij de oevers komen. De enige manier om de dieren van nabij te bewonderen, is door een overnachting te boeken in een van de vier safaritenten.
Hemelbed en buitendouche
Dat kan alleen van donderdag tot zondag; de rest van de week is de staf druk met onderzoek en natuurbehoud, waarvan de kosten deels worden gedekt door de gasten. Een overnachting is dan ook niet goedkoop: zo’n 150 euro per persoon per nacht, inclusief eten en excursies. De safaritenten zijn niet luxueus, maar van alle gemakken voorzien, inclusief een buitendouche en ligstoelen op de veranda. Geen airco, minibar of elektriciteit, maar bij het krieken van de dag wordt een kan kokend water bezorgd. Kijk met een kop thee uit over de chimpansee-eilanden bij zonsopkomst, terwijl de jungle ontwaakt, en voilà, daar is het: het ultieme Out of Africa-gevoel.
“Oog in oog met chimpansees, lekker eten, lief personeel en inslapen bij de geluiden van de jungle: letterlijk een onvergetelijke ervaring”
“Dit uitstapje heeft ons samen vijfhonderd euro gekost,” vertelt Vesta tijdens het ontbijt op het terras van het boven de rivier gebouwde Waterhuis. “Dat is meer dan onze hele week vakantie per persoon, haha. Maar je steunt er het project mee en het is het absoluut waard. Gambia is bekend als bestemming voor een goedkope strandvakantie, maar ik denk dat maar weinig toeristen weten dat het land ook zulke adembenemende natuur te bieden heeft. De boottocht pal langs de eilanden, oog in oog met chimpansees, lekker eten, lief personeel, ’s avonds nog een nachtmutsje en dan inslapen bij de geluiden van de jungle. Het is letterlijk een onvergetelijke ervaring.”
De nieuwe wildernis
Projectoprichtster Stella Marsden schreef bestsellers, maakte natuurfilms en deed onderzoek met de beroemde Britse biologe Jane Goodall en Nederlandse primatoloog Frans de Waal. In 1999 speldde prins Bernhard haar de Orde van de Gouden Ark op, een hoge onderscheiding voor natuurbeschermers. Na Marsdens dood in 2008 nam de Amerikaanse Janis Carter, die al ruim dertig jaar voor het project werkte, de leiding over. In tegenstelling tot haar voorgangster houdt de 63-jarige Carter niet zo van publiciteit. Ze lijkt verlegen, gaat liever niet met bezoekers op de foto en trekt zich tijdens een groot deel van ons verblijf terug in haar safaritent.
Decennialang woonde Janis Carter samen met haar chimps, inmiddels heeft ze al zes jaar geen voet meer op de eilanden gezet
Het is dan ook even wennen. In 1977 arriveerde Carter in Gambia met de gedomesticeerde chimpansee Lucy op haar arm. Ze ging nooit meer weg. Toen de chimps nog werden voorbereid op uitzetting in het wild, woonde Carter in een kooi op het grootste eiland. Ze bracht de chimpansees fundamentele vaardigheden bij: hoe ze voedsel vinden, welke dieren gevaarlijk zijn en hoe ze van bladeren hun slaapnest bouwen. Tien jaar geleden werd de laatste nieuweling toegelaten. Nu zijn de eilanden vol en is dit hun nieuwe wildernis. Decennialang woonde ze samen met de mensapen en waren zij haar familie. Inmiddels heeft Carter al zes jaar geen voet meer op de eilanden gezet.
De laatste olifant
Voor vertrek staat nog een ochtendexcursie gepland: een gegidste wandeling over de rode laterieten rotsen hoog boven de riviervallei. De zon is nog bezig met opkomen en strooit een zacht licht op de natuur. Bouba heeft een lijvig vogelboek meegenomen en wijst vliegensvlug aan welke soorten er voorbijfladderen. Hij loodst ons langs manshoge termietenheuvels, wijst de plek aan waar volgens de overlevering Gambia’s allerlaatste olifant stierf en verklaart aan de hand van pootafdrukken en uitwerpselen welke dieren hier vannacht gefourageerd hebben, waaronder een aardvarken en een genet, een kleine gespikkelde katachtige met lange gestreepte staart.
Na een stief uur klauteren langs baobabbomen, door struiken en over de rode rotsen, arriveren we bij een uitstekende rots met een oneindig uitzicht op de rivier, de eilanden en de omringende jungle. Bouba pakt een appel uit zijn rugzak en gaat erbij zitten, met zijn benen bungelend over de rand. “Geniet er nog maar even van,” zegt hij, “want de boot ligt klaar om jullie terug te brengen naar de bewoonde wereld.” Vesta en Alle werpen een laatste blik op de eilanden en pogen met een verrekijker een chimpansee te ontwaren in het dichte struikgewas. “Wat jammer dat we maar één nacht hier blijven,” verzucht hij tegen haar. “Ik wil hier nooit meer weg.” «