Istanbul: stad op twee continenten en van duizend-en-één-nacht. Maar de ‘parel van de Oriënt’ heeft ook mooi de allerhipste restaurants en clubs in huis. Pas op, anders dans je de Bosporus in.
“Wow, dit is Ibiza in het kwadraat! Ik had geen idee dat Istanbul zó modern en mondain zou zijn.” Ramon (29) uit Den Bosch is bijna sprakeloos. Met een wijntje van tien miljoen geniet hij van zijn uitzicht op een kolossale kolkende dansvloer pal aan de Bosporus. Rijk en beroemd heeft zich op zaterdagavond verzameld in ‘misschien wel de beste club ter wereld’. Istanbuls exclusiefste feestpaleis heet Reina en zou niet misstaan op het Spaanse feesteiland Ibiza of in jetsetoord Saint Tropez.
De Muallim Naci Caddesi loopt vanaf het Dolmabahçe-paleis door de buitenwijk Ortaköy langs de Bosporus naar het noorden. Overdag valt de doorgaande kustweg alleen op door tientallen meer-dan-levensgrote portretten van de nationale volksheld Atatürk. Maar nu, in het holst van de nacht, staat er een gekmakende file. Politieagenten fluiten de longen uit hun lijf terwijl dikke Mercedessen en BMW’s en een incidentele Porsche of Hummer proberen een valet parker te vinden. Mannen in modieuze maatpakken en vrouwen in sexy rokjes rennen tussen voorbij scheurende en luid toeterende taxi’s de vierbaansweg over. Maar dan moeten ze nog binnen zien te komen.
Een onneembare barrière staat voor de deur in de vorm van een kluit knoestige portiers. Ruim baan maken ze als je eruitziet als Azra Akin (de Hollands-Turkse Miss World) of steenrijk bent als Tarkan (bij ons eendagsvlieg met monsterhitSimarik, maar in eigen land onverminderd loeipopulair popidool). En het zit ook snor als je in het duurste hotel van de stad de conciërge wat miljoentjes hebt toegestopt om je komst aan te kondigen. Anders maak je alleen kans door vroeg te komen met een reservering voor een prijzig diner. Het is de moeite waard: eenmaal voorbij de deurfascisten wandel je een sprookje van duizend-en-één-nacht binnen.
Reina is een megalomane witte doos zonder deksel, pal aan de Bosporus met een dansvloer onder de sterrenhemel en verschillende verdiepingen met zitjes en eettafels. Vijfduizend modellen, missen, magnaten en modeontwerpers laten het hier ieder zomers weekend een eind uit de broek hangen. Provinciale Turken beschouwen Istanbul als een wonderlijke enclave van tuchteloosheid. En verdomd, ze hebben nog gelijk ook: niks geen hoofddoekjes, de hakken zijn hier hoog als minaretten en de rokjes zo minuscuul dat ze nauwelijks waarneembaar zijn. Reina is zó westers dat het ons westerlingen de pet te boven gaat.
In de openluchtclubs aan de Bosporus gaat het even decadent toe als vroeger in de paleizen van de sultans. Een zomer of zes geleden deed de eerste openluchtclub van zich spreken door een extreem streng deurbeleid, astronomische prijzen, beroemde dj’s en losbandige feesten. Rijkaards en sterren kwamen als vliegen op de stroop af. Laila was the place to be. Had je geen uitnodiging voor het spectaculaire openingsfeest – de openluchtclubs zijn open van begin juni tot eind september – dan was je een nobody. Hier sloeg het Nederlandse consulaire personeel zijn lira’s stuk op de bar en in het plaatselijke roddelblad las heel Turkije over de escapades van stervoetballer Ruud van Nistelrooij.
De glorietijd van Laila is voorbij, nu Reina, een paar deuren verderop te herkennen aan de gevelbrede Porsche-billboard, de positie van hipste club heeft overgenomen. ‘De wereld onder één dak’ is het motto. Gek genoeg ontbreekt dat dak, maar de wereld is er wel: acht restaurants serveren alles van Frans en Italiaans tot sushi en kebab. Naarmate het donkerder wordt, schalt de muziek steeds snoeiharder uit de speakers. De mix van oriëntaalse en westerse beats is opzwepend en er wordt flink doorgedronken – de sterke drank gaat hier bij voorkeur per fles. Maar de happy few blijft cool; gedanst wordt er niet. Het is ook overal hetzelfde: een hoog sterrengehalte drukt de feeststemming.
Stilstaan is het devies en dat kost een lieve duit: voor een wijntje tel je tien miljoen neer. Turkse lira’s welteverstaan, ruim vijf euro. Een vermogen voor Turkse begrippen. De volgende dag vertelt Murat, onze 22-jarige ober op het terras onder de Mediciye-moskee in het centrumpje van de buitenwijk Ortaköy, dat hij voor een werkdag van veertien uur precies dat bedrag krijgt: tien miljoen. De entreeprijs voor Reina zou hem een weekloon kosten. De openluchtclubs staan hier een kwartiertje lopen vandaan, maar Murat blijft liever in de buurt van ‘zijn’ moskee. Dat doen wij deze zondagmiddag ook. Slim plan; het wijkje blijkt reuze leuk.
Tegen de achtergrond van de hightech hangbrug die Europa verbindt met Azië prikt de meest fotogenieke moskee van de stad parmantig de Bosporus in. Het piepkleine vierkante en barokke gebedshuis werd hier in 1854 op een piertje neergekwakt door Nikogos Balyan – de bouwmeester die zich later uitleefde op het protserige Dolmabahçe-paleis. Op de terrassen aan het plein voor het moskeetje lurken Turken aan hun waterpijp bij een potje triktrak. De krioelende steegjes zijn voor de zondagse vlooienmarkt met kitscherige handbeschilderde souvenirs, nep-Louis Vuitton-handtassen en blonde pruiken.
Een waterkantpleintje verderop lepelen hordes jonge Turken hun middagmaal op. Bij een van de tientallen stalletjes kopen wij ook zo’n reusachtige dampende pofaardappel, die volgepropt wordt met kaas, vlees, olijven, kartoffelsalade en konijnenvoer en afgemaakt met bergen ketchup en mayo. Moest u ook eens doen; kost maar drie miljoen. In het zondagmiddagzonnetje op een bankje aan de Bosporus lijken de luid toeterende verkeerschaos op het Taksimplein en de gestresste toeristendrommen bij het Topkapi-paleis mijlenver weg. Dat zijn ze ook.
Istanbul is de enige stad ter wereld op twee continenten. Hier eindigt Europa en begint Azië, keurig gescheiden door de Bosporus, de brede waterweg tussen Zwarte Zee en Méditerranée. Istanbul telt evenveel inwoners als Nederland, bijeengestouwd op het oppervlak van de provincie Utrecht. Toeristen beperken zich tot het gebaande pad: de Europese helft, op zijn beurt weer doorklieft door de Gouden Hoorn, een aftakking van de Bosporus waarin dolfijnen spartelen. Erboven ligt het winkel- en uitgaanscentrum Beyoglu, met de Kalverstraat van Istanbul en het spuuglelijke, altijd verstopte Taksimplein. Onder de Gouden Hoorn heeft Sultanahmet de bezienswaardigheden-top-drie keurig op een rijtje: Topkapi-paleis, Aya Sofia en Blauwe Moskee.
Make no mistake: in dat kleine toeristische stukje Istanbul vermaak je je moeiteloos een lang weekend. Maar dat álle toeristen denken dat daar de stad ophoudt, is jammer. We steken de hand in eigen boezem: Nederlandse media publiceren talloze verhalen met meeslepende sfeerbeschrijvingen van de oriëntaalse hectiek in Sultanahmet en Beyoglu, maar met geen woord reppen ze over de hippe openluchtclubs of de relaxte terrassen in Ortaköy. Aan de bereikbaarheid ligt het niet: met bus of boot ben je er in een wip en als dat teveel gedoe is, spring je in een taxi. Zo’n dodemansritje kost geen knetter en is spectaculairder en sneller dan de hoogste achtbaan.
Het is heus niet alleen op zondagmiddag leuk rond het Ortaköy-plein. ’s Avonds is de wijk in trek bij studenten, voor wie een avondje decadent doorhalen in de openluchtclubs financieel niet haalbaar is. Tot diep in de nacht hoppen zij hier van de ene kroeg naar de andere club – veel goedkoper en eigenlijk ook veel leuker. En ook hier schieten nieuwe zaken als paddestoelen uit de grond.
Een van de nieuwste hotspots is de 16e-eeuwse hamam van Mimar Sinan, bedenker van architectonische meesterwerken als de Süleymaniye-moskee. Twee jaar geleden borrelde, stoomde en siste het er hier nog lustig op los. Na een precieuze restauratie heropende de hamam als Vezir VIP, een fusionrestaurant dat ’s nachts transformeert tot club. Het grote verschil? In de hamam wordt wél gedanst.