Ferrara? Je bedoelt zeker Ferrari? Helemaal niet! Ferrara is de fietshoofdstad van Italië, staat op de Unesco-Werelderfgoedlijst en is volgestouwd met renaissanceschatten. En als die allemaal bewonderd zijn, is het dwalen in de Podelta of bruinbakken op het strand geblazen.
Het gezicht van een Amerikaanse vijftiger staat op onweer. Juist als hij voor het kasteel uit een taxi stapt, rijdt een generatiegenoot hem van de sokken. Op de fiets. In de rest van Italië moet je wegspringen voor scheurende scooters, hier kriskrast iedereen op de fiets over het plein. Van fossiele vrouwtjes in flodderjurkjes op een lokale Chisal, met het zadel zo laag dat ze op een fauteuiltje door de straten lijken te glijden, tot snelle jongens met Gucci-zonnebrillen op mountainbikes. Iedereen fietst. Met een slakkengangetje, dat wel. Want zo comfortabel zijn ze niet, die hobbelige kasseien.
Duurzaam fietsen
De Amerikaan is zichtbaar verbaasd. Hij heet Fred en doet een dagje Ferrara. Vooral voor de Ferrari-fabriek, zo vertelt hij de receptionist bij het inchecken. “Dan moet u vijftig kilometer verderop in Maranello zijn,” is het stoïcijnse antwoord. Nee, Ferrari is niet het meervoud van Ferrara. Ferrara bestaat niet volgens Freds reisgids. Anders had hij geweten dat dit de fietshoofdstad van Italië is. Volgens de lokale VVV bezit de gemiddelde Ferrarees 2,8 fietsen – kom daar in Amsterdam eens om.
In Ferrara leer je eerst fietsen en dan pas lopen, zeggen ze. De gemeente is blij met die gidsfunctie en benoemde daarom zelfs een fietschef met, zo gaat dat in Italië, een reuze plechtige titel: Coordinatore Ufficio Biciclette per la mobilità sostenibile. Gianni Stefanati’s dagtaak is het promoten van ‘duurzame mobiliteit’. De fiets dus, of biga, volgens het lokale dialect. Want een echte Ferrarees gebruikt het woordbicicletta alleen in de kroeg, om een mixje van campari en witte wijn te bestellen. Een van Gianni’s recente wapenfeiten: burgemeester en wethouders kregen een dienstfiets cadeau. Want goed voorbeeld doet goed volgen.
De fiets is het geijkte vervoermiddel om Ferrara te verkennen en daarvan wil men ook de toerist doordringen. Het toeristenbureau deelt gidsjes met fietsroutes uit en de meeste hotels hebben voor de deur een goedgevuld rek met huurfietsen, die vaak bij de kamerprijs inbegrepen zijn. Ook handig: in rap tempo is de halve provincie geasfalteerd. Er kwam een fietspad langs de negen kilometer lange oude stadsmuur en, speciaal voor wie thuis een kapotte hometrainer heeft, langs de rivier de Po naar de kust: 125 kilometer doortrappen.
Museumwinkel
Trots is men op het fietsenwinkeltje waar het huismerk van Ferrara wordt gefabriceerd door Ermanno Salmi, een broos mannetje van krap anderhalve meter. In rap Italiaans vertelt hij dat hij het pandje in de Via Ragni al een halve eeuw bevolkt. Sindsdien kun je je kont er niet keren; het pijpenlaatje is tot de nok volgestouwd met fietsen, wielen, banden, zadels en toeters en bellen.
Hier verkoopt Salmi zijn trots: de Chisal-fiets. De naam is een samenvoeging van oprichters Chinaglia en Salmi, maar sinds het heengaan van Salmi’s compagnon heeft het werkplaatsje achter de winkel geen ragebol meer gezien. Aan het plafond hangt een huiveringwekkend dikke laag spinrag. Onder die witte deken monteert Salmi ondanks zijn 72 jaar iedere week een nieuwe Chisal in elkaar. Het traditionele Italiaanse basismodel in stemmig zwart doet zo’n 300 euro, maar er zijn ook mountainbikes, vouwfietsjes en racefietsen. En de Holland-biga: een aan de Italiaanse fysiek aangepast robuust poldermodel – met kleiner frame, lager zadel en een vrolijke gele tulp op het spatbord. Het leukste museumpje van Ferrara is gewoon een onooglijk winkeltje.
De ansichtkaartjes in het souvenirwinkeltje verderop staan al decennia onaangeroerd in hun rekje. En ook bij de kleermaker staat de tijd stil: vergeelde foto’s aan de muren tonen een trenchcoat, kostuum en deux-pièces die decennia geleden hartstikke hip waren. Veel aanloop heeft hij niet en dus ontvangt ook deze ambachtsman ons met open armen. In het nabije Florence en Venetië wordt nieuwsgierigheid afgestraft met een lokale grom, maar in Ferrara wacht toeristen een warm onthaal.
Moderne stad
Maar ja, dan moeten ze wel komen, die toeristen. Want het is nou ook weer niet zo dat ze in drommen voor de stadspoort staan. “Zonde hoor,” vinden Stefan en Else, een Duits echtpaar van de romantische school, dat hetzelfde terras heeft opgezocht als wij. “Ferrara is een mooi stadje. Het Huis Este heeft een spoor van culturele rijkdom achtergelaten. Vanuit onze hotelkamer kijken wij zo op hun kolossale kasteel. De mensen zijn vriendelijk en het is lekker rustig. Toeristen zijn er nauwelijks en als je ’s middags een cappuccino bestelt of wilt lunchen met een pizza kijken ze je meewarig aan.” En zo hoort het in Italië.
Twee stadjes voor de prijs van één krijg je eigenlijk. Ferrara bestaat uit een middeleeuwse helft met krioelende krappe straatjes in het zuiden en een renaissancedeel met ruim geometrisch stratenpatroon in het noorden. Vanwege dieAdizzione Ercolea bestempelde de Zwitserse renaissance-expert Jacob Burckhardt Ferrara als de ‘eerste moderne stad van Europa’. Maar eigenlijk was het de Estes, die drie eeuwen lang met schwung de stad regeerden, in de megalomane bol geslagen. Want hertog Ercole I d’Este droeg zijn huisarchitect Biagio Rossetti op om de omvang van de stad in één klap ruimschoots te verdubbelen.
Chique alleeën vol pompeuze paleizen waren het gevolg. Rossetti leverde geen half werk: omdat de diamant een symbool van de Estes was, liet hij 8.500 marmeren blokken van heinde en verre naar Ferrara sjouwen, voor even zovele diamantvormige punten aan de gevel van het Palazzo dei Diamante. Die marmeren diamanten moesten allemaal anders geslepen worden – onderaan wijzen ze iets naar beneden en bovenaan wijzen ze meer omhoog. Daardoor zou het gebouw, een handje geholpen door de lichtval, een haast hypnotiserende indruk maken. Rossetti had erover nagedacht en zijn baas was in z’n nopjes.
In zijn expansiedrift zag de hertog een kleinigheid over het hoofd: er waren niet genoeg Ferraresi om al die nieuwe huizen te bevolken. Toen de paus de Estes de stad uit knikkerde, bleken grote delen van de nieuwe stad er desolaat en overwoekerd bij te liggen. Het jasje was zo ruim dat er plek zat was voor vier eeuwen Ferrarese bevolkingsaanwas. Pas sinds een eeuw wordt er buiten de stadsmuren gebouwd.
In de renaissancetijd, toen hofschilder Cosmè Tura en hofdichter Torquato Tasso onder toeziend oog van de Estes hun meesterwerken schiepen, was Ferrara één groot lusthof. Het Castello Estense was het decor voor luisterrijke feesten en de bevolking holde van concert naar toneel naar opera. Vier eeuwen later is het niet anders.
Happy hour
Voor de kathedraal is het een kabaal van jewelste. Het plein is volgestroomd met duizenden jongeren. Temidden van het feestgedruis vertelt de 22-jarige student Marcello, lichtelijk aangeschoten, hoe dat komt: “Al jaren komen alle jongeren hier op woensdag naartoe. Een van de bars begon ooit een happy hour, om van die slome doordeweekse avond nog iets te maken. Het was meteen een hit en nu is woensdag is dé uitgaansavond van Ferrara. Biertje?”
Ferrara heeft een fikse universiteit en de gemeente trekt alles uit de kast om al die jongeren te entertainen. Ze kwamen met tienduizenden tegelijk af op openluchtconcerten van rockgroep Radiohead, de hippe IJslandse band Sigur Rós en de vermaarde Argentijnse zangeres Mercedes Sosa. Ook klassiekere evenementen worden in ere gehouden. In mei is er de Palio – de paardenrace hier is weliswaar niet zo beroemd als die van Siena, maar het is mooi wel de oudste ter wereld – en in augustus het Buskersfestival, een straatparade met muzikanten uit heel Italië. De redactie van de culturele maandagenda Cicero (64 pagina’s) heeft het er maar druk mee.
Maar goed, na een dag of drie zijn kasteel en kathedraal bezichtigd. Alsook een handvol paleizen en de accessoire kunstschatten. De lokale specialiteiten zijn geproefd en er is lustig geïntegreerd met de lokale bevolking. Tja, wat dan? Nou, dan lokt het achterland.
Instortingsgevaar
Want Ferrara is niet alleen een stad, maar een hele provincie. Met de rivieren Reno in het zuiden en Po in het noorden. De Adriatische kust en de Podelta in het oosten bieden badplaatsjes met een hoog Zandvoort-gehalte en vlakke polderlandschappen die soms verdacht veel op Nederland lijken. Maar ook een oerbos met steeneiken en een afgelegen abdij waar een monnik het notenschrift uitvond.
Het woord pittoresco moet bedacht zijn in Comacchio. La piccola Venezia wordt het ook genoemd, want net als Venetië werd het stadje op een trits eilandjes gebouwd. Met één toeristische topattractie is Comacchio een reuze overzichtelijke bestemming. De Trepponti: drie bruggen ineen over even zoveel kanalen, met vijf trappen en wat parmantige torentjes. Dat het bouwsel uit 1634 er nog staat, is een klein wonder. Want in Comacchio dreigt instortingsgevaar. In 1816 bezweek de klokkentoren na vijf eeuwen trouwe dienst. Eerder al werd een man levend onder het puin begraven toen de loggia ertegenover tegen de grond ging. En ook de campanile van de kathedraal stortte in, nog voordat die goed en wel afgebouwd was. De herbouw werd nooit voltooid, misschien wel uit angst voor een nieuwe instorting. Geen gek idee.
Comacchio is een openluchtmuseum met koddige kanaaltjes en bruggetjes. Toch beseft de plaatselijke VVV dat je het in een verloren uurtje wel gezien hebt. Daarom nodigen ze de luttele bezoekers via een nieuwsbrief uit voor een gratis tochtje met een platbodem: “To have a great time and enjoy this cultural heritage, it’s possible to take the typical boat (the ‘batana’) and follow the canals in a relaxing excursion.” De wervende taal doet niet vermoeden dat de ‘excursie’ beperkt blijft tot het Canal Maggiore van nog geen vijftig meter. In een vloek en een zucht sta je weer aan wal.
Langs het kanaal staat de middelbare Bredanaar Hans te grinniken. Zijn Carla en kids hebben net het spannende boottochtje gemaakt. “Ja, ik had het ook gelezen, haha. De auteur van die folder heeft een fenomenaal gevoel voor drama. Maar goed, het is leuk dat je hier zo’n kitscherig boottochtje voor nop krijgt, terwijl je in het echte Venetië zo honderd euro armer bent. Van dat geld gaan we nu stevig lunchen.”
Hans en zijn gezin kunnen in Comacchio kiezen uit een half dozijn restaurants. Overal staat hetzelfde op de kaart: paling. Gegrilde, gemarineerde, gezouten, gekookte, gestoofde en gefrituurde paling. Palingsoep, palingsalade en palingrisotto. Alles kan in Comacchio met het glibberige beest. Maar roken? Nee, dat zouden ze hier nou nooit doen.
Gewilde lagune
Kapitein Corsini denkt er precies zo over. In de Valli di Comacchio, het natuurgebied dat hij beheert, ontvangt hij twee Hollandse journalisten met open armen voor een privé-rondvaart. Dat ze in plaats van drie uur ’s middags pas na zessen komen aankakken, daar doet hij niet moeilijk over. Want Corsini weet wel raad met de media. Rai Uno en Due kwamen al buurten, met Zwitserse en Koreaanse tv-ploegen in hun kielzog. En vorige week nog was hier een fotosessie met een supermodel voor een hoogglanzend modeblad. Sinds de Unesco na de stad Ferrara ook de hele Podelta tot Werelderfgoed verklaarde, is dit een gewilde lagune.
Tijdens de boottocht vertelt Corsini geanimeerd over de barre omstandigheden waaronder de palingvissers ooit leefden in dit zompige gebied. Maar wij hebben al onze aandacht nodig voor de adembenemende zonsondergang. Als het helemaal donker is, heeft Corsini nog een verrassing in petto: zijn restaurant in een oud opgeknapt vissershuis. Het staat in the middle of nowhere en toch zit Il Bettolino di Foce bomvol.
Het menu laat zich raden: paling, paling en nog eens paling, met hier en daar een verweesde mossel of garnaal. Alle huisspecialiteiten komen in zeven gangen voorbij, weggespoeld met liters spumante. Bij iedere hap en slok stelt Corsini de vraag: “È buona?” En steevast is het antwoord oprecht: “Sì, buona!”