Van de zeven vulkanen die in de Tyrrheense Zee boven Sicilië samen de Eolische Eilanden vormen, is Vulcano met stip de fascinerendste. Een borrelend verweneiland vol hete bronnen, heilzame modderbaden, een fonkelnieuwe spa, een kokende zee en een rokende krater die steevast op springen staat.
De ene na de andere passagier trekt een vies gezicht, zodra de draagvleugelboot het eiland nadert. Vulcano is niet zomaar een vulkaan, maar een actieve vulkaan. En dat is te ruiken; de zwavelwalm komt ons tegemoet. We waren gewaarschuwd: die geur van rotte eieren nestelt zich in je neus en blijft daar, zelfs dagen nadat je van het eiland vertrokken bent. We nemen het voor lief, want Vulcano is een van Europa’s fascinerendste eilanden. De lavabodem bubbelt en borrelt dat het een lieve lust is.
Vulcano is een van zeven Eolische Eilanden in de Tyrrheense Zee ten noorden van Sicilië. Lipari is de grootste, met een piepklein hoofdstadje, een fiere burcht en een handvol musea, Panarea is het kleinste eiland, ’s zomers dankzij decadente feesten in trek bij de Italiaanse jetset, Salina is vruchtbaar en vol wijngaarden, en Alicudi en Filicudi zijn afgelegen en stil. Alle zeven zijn ze vulkanisch, maar alleen Stromboli en Vulcano zijn nog actief. Het vulkanische landschap van de Eolische Eilanden is zo uniek dat de Unesco de complete archipel noteerde op de Werelderfgoedlijst.
Vuurspuwende hellepoort
Stromboli barst gemiddeld eens per kwartier uit en is daarmee ’s werelds actiefste vulkaan. Een spectaculair schouwspel, maar Vulcano is nog fascinerender. Het eiland werd vernoemd naar Vulcanus, de Romeinse vuurgod en naamgever van alle vulkanen in de wijde wereld, en volgens Dante was het vuurspuwende eiland de poort naar de hel. Ruim een eeuw is er geen grote uitbarsting geweest, maar in de jaren 70 werd Vulcano nog geëvacueerd omdat er onheilspellend gerommel klonk. Vulcanologen zijn het erover eens: elk moment kan het opnieuw raak zijn.
Overal op Vulcano is de vulkanische activiteit zichtbaar. Vanuit het haventje zijn de rookpluimen te zien die opstijgen uit de Gran Cratere, de grote krater van een van Vulcano’s vijf vulkanen. Het hele eiland is bedekt met fumarolen, holletjes in de bodem waaruit ploffend en sissend giftige gassen en gloeiendhete dampen ontsnappen. Op slippers of sandalen is het oppassen waar je gaat en staat, want op Vulcano wordt het vaak letterlijk heet onder de voeten.
Vlak aan zee, aan de voet van de vulkaan, borrelt een belangrijke bron van de rotte-eierengeur die hier rondwaart: een natuurlijk zwavelbad, grillig gevormd en door ontelbare fumarolen opgewarmd tot wel veertig graden celsius – de dagtemperatuur is op een bordje bij de ingang gekrijt. Het vulkanische bubbelbad is de grootste trekpleister en de reden dat Vulcano ook ‘het kuureiland’ heet; het water is rijk aan zwavel en mineralen, heilzaam voor lijf en leden en licht radioactief.
Radioactief vulkaanbad
We zien er schromelijk tegenop om in de onwelriekende modderpoel te springen, omdat mede-hotelgasten vertelden dat de zwavelgeur dagenlang in je huid blijft zitten – hoe vaak je ook douchet. Maar hoe vaak krijg je de kans om te badderen in een radioactief vulkaanbad? En dus stappen we uit de kleren en het bad in. Het water is lichtgrijs en ondoorzichtig, zodat ik geen stap zie die ik zet, en de bodem is glibberig. Oppassen geblazen: een brandwond is zo opgelopen, want rond de fumarolen is de bodem tot honderd graden heet. Gelukkig zijn die ‘hotspots’ te herkennen aan de omhoog bubbelende gasbelletjes.
Het bad is nog geen meter diep en dus gaan we door de knieën, naar het voorbeeld van andere badgasten. Die bestaan uit twee groepen: plezierbadderaars en kuurgasten. Ze zijn gemakkelijk te onderscheiden; de eerste groep geniet gewoon, de tweede kijkt stuurs. Zij hopen verlichting te vinden voor hun gewrichtspijntjes, ademhalingsproblemen of kwakkelende bloedsomloop. Zelfs met serieuze kwalen als reuma en ischias zou men hier troost vinden. Maar net als de meeste toeristen dobberen wij hier voor ons plezier. Vandaag is het water 32 graden en dat blijkt reuze comfortabel.
Jacuzzi op zee
De gasbelletjes kriebelen langs mijn rug en ik graai wat modder van de bodem om mijn gezicht in te smeren. Zo hoort dat hier, want het gele spul is heilzaam voor de huid. Muggenbulten en zonnebrand verdwijnen, droge of geïrriteerde huid wordt weer poezelig zacht. Alleen oppassen dat de modder niet in de ogen komt, want dan is datzelfde weldadige spul ineens een irritant goedje.
Na een minuut of twintig dobberen – de officiële limiet vanwege de vleug radioactiviteit, hoewel de eilanders zich daar niet aan storen – kunnen we uitblazen in een van de inhammen in de rotswand waar hete stoom uit puft. Een uurtje zweten in zo’n natuurlijke sauna is goed voor de luchtwegen, maar wij geven eerst de voorkeur aan onze doorbloeding, bij het volgende vulkanische genoegen. Over een zwavelkleibrug lopen we naar de zee, die hier niet zoals gebruikelijk azuurkleurig is, maar bijna fluorescerend saffierblauw.
De lichte kleur van het water wordt veroorzaakt door talloze fumarolen die ook hier in de bodem zitten en het zeewater verwarmen. Zodra ik de borrelende lichtblauwe zone uit zwem is het water fris, erbinnen is het water warmer dan in welk verwarmd zwembad ook. Hier neem je zelfs hartje winter zonder zorgen een duik. Honderd meter verderop drijft een luxejacht met een jacuzzi op het achterdek, maar veel leuker vind ik mijn bubbelbad op open zee.
Dood en verderf
Terugslenterend naar ons hotel komen we langs een groot meer dat lijkt te koken en we branden onze voeten aan het strand; ook daar zitten ploffende holletjes in het zwarte zand. Fascinerend, zo’n eiland dat van onder tot boven borrelt, sist, rookt en ploft, en het doet vanzelf beseffen dat onder de eilandgrond een stroperige zee van gloeiende lava stroomt.
Volgens de oude Romeinen woonde vuurgod Vulcanus in dat gloeiendhete binnenste en was de vulkaan de schoorsteen van zijn smidse. Hij was al vertrokken toen de Griekse geschiedschrijver Thucydides in de 4e eeuw voor Christus voor het eerst berichtte over een grote uitbarsting. Sindsdien ontploften de vier vulkanen van Vulcano bijna iedere eeuw met veel misbaar. In 183 v.Chr. ontstond bij een zeebeving een vijfde vulkaan, het schiereiland Vulcanello, dat pas tijdens een uitbarsting in de middeleeuwen met het vasteland verbonden werd en in geologisch opzicht dus piepjong is.
Door al dat vulkanische geweld bleef Vulcano als enige eiland in de archipel onbewoond. Pas halverwege de 19e eeuw durfde men het aan, toen het leek alsof alle vulkanen op het eiland in diepe slaap waren. Een handvol Eoliërs trok naar Vulcano om aluin en zwavel te delven. In 1860 zag de steenrijke Schot James Stevenson wel brood in de mijnen op Vulcano. Hij kocht het eiland op, investeeerde fors in de bestaande mijnen en liet op de rest van het eiland wijngaarden aanplanten. Het bevolkingsaantal verdubbelde en economisch ging het voor de wind, totdat in 1888 het noodlot toesloeg.
De vulkaan barstte met veel geweld uit, het regende gloeiende lavarotsen van een meter doorsnee en een vijf meter dikke aslaag dwarrelde neer. De eilanders vluchtten, net als Stevenson. Pas decennia later kwamen mondjesmaat mensen terug, maar de mijn- en wijnbouw, die door de uitbarsting verwoest waren, werden nooit meer opgepakt. De 470 eilanders werken allemaal in het toerisme, Stevensons villa vlakbij de haven is nu een restaurant met een indrukwekkende wijnkaart.
Brandend zand
De vulkanische turbulentie zorgde er ook voor dat Vulcano er niet uitziet. Een ruig, inktzwart eiland met alleen de taaiste flora en fauna, zoals kaktussen, vetplanten en palmen, en kleine reptielen zoals gekko’s en ongevaarlijke slangetjes. Pittoreske dorpjes van witgekalkte huisjes met plompe pilaren en prachtige pergola’s, zoals op de andere Eolische Eilanden, zijn hier niet. Wel het mooiste, langste en breedste zandstrand van de archipel: in de beschutte baai die werd gevormd toen Vulcanello zich bij Vulcano voegde, ligt het spiaggia delle sabbie nere.
Wie nietsvermoedend met zijn witte hotelhanddoekje naar het strand komt, kijkt achterdochtig naar het strand – de meeste hotels hebben speciale gekleurde badlakens voor het strand, want dat is van zwart lavazand. Een prachtcontrast met het zeewater: zo uitnodigend transparant blauw zie je het alleen op de Malediven. Zelfs wie tot zijn lippen in het water staat, kan de zandkorrels op de bodem nog tellen. Geen toeval dat de beste hotels van het eiland aan dit zwarte bountystrand staan. Zoals het onze, Hotel Conti, een van de weinige gebouwen die wél zijn opgetrokken in de karakteristieke Eolische bouwstijl, en de buren van het enige echte luxehotel, Les Sables Noirs met vier sterren.
Een droomplek is het, vooral bij zonsondergang. Bij een comfortabel föhnwindje van zee en een ijskoude Birra Moretti kijken we vanaf ons hotelterras uit op de glinsterende zee, met links de Punta Cala del Formaggio, zeg maar de gatenkaaskaap, en een loodrecht uit zee oprijzende rots in de vorm van een kolossale naaktslak, en rechts in de verte Lipari met nog meer van die faraglioni met poëtische namen als Pietra Lunga en Pietra Menalda – beide voorzien van een parmantig poortje. De helft van alle ansichtkaarten van Vulcano is hier geschoten.
’s Werelds oudste kuuroord
Behalve kokend kuureiland is Vulcano ook een waar wandelparadijs. Korte kuiertochtjes zijn er te maken over het schiereiland Vulcanello met drie kraters en de Valle dei Mostri, de ‘monstervallei’ die zo heet vanwege de bizarre lavasculpturen die eind 19e eeuw ontstonden bij de laatste uitbarstingen. Langere wandelingen voeren langs de ruige rotskust in het wilde westen van Vulcano, met idyllische baaien en af en toe een knap strandje tussen ver in zee stekende kapen, of prehistorische grotten en ontelbare faraglioni, die van dichtbij te bekijken zijn met een boottochtje. Met een huur-Vespa gaan we eropuit naar de dorpjes Piano en Gelso in het zuiden en naar Capo Grillo, hét uitkijkpunt van het eiland.
Vervelen mag wel, maar hoeft niet. Want Vulcano is ook een goede uitvalsbasis voor tripjes naar de andere Eolische Eilanden. Maak bijvoorbeeld een uitje naar het vulkanologisch museum in de burcht van Lipari of de ruïnes van een dorp uit de Bronstijd – vijfduizend jaar oud – op Panarea. In het dorp, op het strand en in de haven worden kant-en-klare excursies aangeboden, maar elk eiland is ook op eigen gelegenheid prima te bereiken met de snelle draagvleugelboten.
Op alle eilanden ligt de geschiedenis voor het oprapen, zoals in het westen van Lipari bij de Terme di San Calogero. De oude Grieken en Romeinen kwamen hier kuren en hoewel dat nu niet meer kan, werkt alles nog precies zoals zij het ooit bedachten. Water met een temperatuur van vijftig tot zeventig graden wordt via een ingenieus kanalensysteem van de bron naar bubbel- en stoombaden geleid, en naar een koepelvormige sauna waar het zweet ons nu nog uitbreekt zodra we binnenstappen. Met een respectabele leeftijd van 3500 jaar is dit waarschijnlijk het oudste kuurcomplex ter wereld.
Dansen op de vulkaan
Het populairste uitje van Vulcano is het beklimmen van de immer rokende vulkaan. Daarboven is de ándere helft van alle ansichtkaarten gefotografeerd, dus het moet een plaatje zijn. In tegenstelling tot de Stromboli, die met de regelmaat van de klok vuur spuwt en alleen mag worden beklommen met een gediplomeerde berggids, is de actieve vulkaan van Vulcano vrij veilig en vrij toegankelijk. Borden langs het wandelpad naar boven waarschuwen dat je beter uit de buurt blijft van de rokende fumarolen, want hun zwaveldampen zijn geweldig giftig, en reisgidsen vertellen dat je om die reden maximaal een halfuur boven mag blijven, maar verder niks aan de hand.
De klauterpartij naar de krater is kinderspel; met veel panoramische pauzes wandelen we op ons gemak in twee uur naar de kraterrand op 375 meter hoogte. Voordat we daar aankomen slaat een gaswolk op onze kelen, afkomstig van een veldje vol fluorescerend gele zwavelputten, met hoesten en proesten tot gevolg. Een tijdelijk ongemak; op de kraterrand staat de wind in de goede richting en hebben we van de vulkanische dampen geen last.
Het is hierboven meer een zwart borstelig maanlandschap dan een mediterraan droomeiland. Met onze snufferds staan we bovenop wat je normaal alleen op Discovery Channel ziet: de tweehonderd meter diepe krater van de actieve vulkaan rookt uit talloze holletjes met zwavelgele uitslag. En daar komt nog een meeslepend 360-graden-panorama als bonus bij. Achter onze rug liggen Sicilië en Calabrië, achter de krater strekt de complete Eolische archipel zich uit: Lipari en Salina vlakbij, daarachter Panarea en Stromboli, in de verte Alicudi en Filicudi. Door het rookgordijn zien we zes vulkanische pukkels in de pastelblauwe zee.
Prima timing: juist als we aankomen op het hoogste punt van de kraterrand en de meegebrachte fles spumante tevoorschijn komt, zakt de zon zachtjes in de zee. Wie weet de mooiste zonsondergang van ons leven. Vulcano trakteert ons op alweer een kuur – ditmaal eentje die heilzaam is voor de geest.