Wel de lusten van Afrika en niet de lasten, dat is Namibië. Geen oorlog of gevaar, wel een nationaal park tjokvol leeuwen, luipaarden, giraffen, zebra’s en olifanten om van dichtbij te bekijken. Op safari met Shapaka.
“Rawr…” Het is een bescheiden grommetje, toch ontstaat er acuut paniek. “Snel, doe die deur dicht!” roept een passagier tegen de man die in de open zijdeur van het minibusje zit. Dat mag ook helemaal niet; volgens de reglementen van dit nationale park is het verboden om je voertuig te verlaten, portieren dienen gesloten te blijven en je mag zelfs je elleboog niet uit een raampje laten leunen. De fotograaf laat deze buitenkans niet lopen om de jonge leeuw, pakweg twee meter lang en tweehonderd kilo zwaar, die pal naast de weg in het gras ligt, heel close te portretteren.
Hij klikt er lustig op los, maar dan volgt die grom en laat hij van schrik bijna de camera uit zijn handen vallen. “Doe nou dicht die deur,” maant de vrouw nogmaals, “dat beest is veel te dichtbij. Hij hoeft maar naar je been te happen en weg ben je.” De afstand tussen de vlijmscherpe snijtanden van de leeuw en de in korte broek gehulde benen van de man is een meter of drie. “Binnen een minuut ben je aan stukken gescheurd, merkt een andere passagier droogjes op. “En dan kun je met Air Namibia mee terug in het laadruim. Of wat er van je over is.”
Freddie, de gids van het zeskoppige groepje Nederlanders, blijft kalm. “Maak je geen zorgen,” zegt hij vaderlijk, “deze leeuw is volgevreten en ligt lekker uit te buiken.” Freddie kan het weten; de vrolijke vijftiger gidst sinds mensenheugenis toeristen door zijn dunbevolkte thuisland, kent wildreservaat Etosha als zijn broekzak en weet alle namen van de vijfhonderd diersoorten die hier leven – in het Engels, Duits, Latijn en Afrikaans. En hij weet hij zeker dat er van deze leeuw niks te vrezen valt. “Die heeft net nog geluncht met een koedoe of zebra. Vindt hij veel lekkerder dan mensenvlees.”
Zwarte satellietschotels
Eerder die dag, bij het krieken ervan, stond Freddies minibus al aan de poort van het nationale park Etosha. Ondanks het vroege uur is het groepje Nederlandse toeristen opgetogen, want geen van allen zijn ze eerder op safari in Afrika geweest. “Komt dat even mooi uit,” zegt Freddie handenwrijvend. “Wij noemen Namibië graag Afrika voor beginners. We hebben hier wel de lusten, maar niet de lasten van Afrika; welvaart, veiligheid en politieke stabiliteit. Namibiërs zijn vriendelijk en een taalprobleem is er niet, want we spreken Engels, Duits en, handig voor jullie, Afrikaans. En we hebben alle ruimte, want op Mongolië na is Namibië het dunstbevolkte land ter wereld. En ik garandeer je dat we vandaag meer wild gaan zien dan bij de buren.”
In het park, dat twee keer zo groot is als Nederland, leven naar schatting 6.000 zebra’s, 2.500 giraffen, 300 neushoorns , 250 leeuwen en 2.000 olifanten. De zon is net op of het is al raak: in het goudgele gras graast een springbok – reebruine rug, witte buik en snoet, een sierlijke zwarte band langszij en gekrulde hoorns op z’n kop. Het is het nationale dier van Zuid-Afrika, de Nederlanders zijn in vervoering en fotograferen en filmen erop los, maar Freddie is niet onder de indruk. “Ag ja, ’n springbokkie. Dit is die mees algemene dier hier. Daar gaan jullie er nog zoveel van zien dat je ze vanavond alleen nog maar op de braai wilt – als sappig biefstukje.”
Iets verderop ziet Freddie een paar zwarte satellietschoteltjes boven het gras uitsteken. “Dat is een zeldzamer dier. De grootoorvos leeft op termieten en kevers en met die grote oren kan hij z’n prooi door de grond horen kruipen.” De vos, die eigenlijk een hond is, is op rechts te zien als er van links een grote vogel de weg oversteekt. “Kijk, een koritrap, de zwaarste vliegende vogel ter wereld.” Alsof het prehistorisch ogende beest dat wil bewijzen, fladdert hij op om een paar meter verder nogal klunzig te crashen. Het klopt, ondanks een vleugelspanwijdte van tweeënhalve meter en gewicht van twintig kilo kán de koritrap vliegen – zij het niet van harte.
Omsingeld door zebra’s
Veel moeite kost het niet om hier bijzondere diersoorten te spotten; ze komen vanzelf aanvliegen of al fouragerend voorbijtrippelen. Ontspannen stuurt Freddie zijn bus over de savanne vol mopanebomen. Links een stelletje secretarisvogels en rechts een kluitje struisvogels, hier een kudde impala’s en daar een koppel hartebeesten, een gezinnetje gevlekte hyena’s zus en een zadeljakhals zo. Een trio olifanten, waarschijnlijk pa, ma en puberzoon, neemt een modderbad in een poeltje pal naast de weg, op pakweg anderhalve meter naast de minibus vol klikklakkende toeristen. “De dieren zijn hier gewend aan auto’s,” legt Freddie uit. “Maar het blijft oppassen, als ze jongen hebben. Ruzie met een olifant, dat wil je niet, want dat overleef je niet.”
Ook het kleinere grut ontsnapt niet aan Freddies aandacht. In het gezelschap bevindt zich een vogelaar en speciaal voor haar wordt allerlei bijzonder gevederds aangewezen, van geelsnaveltok en vorkstaartscharrelaar tot fluweeldrongo en paradijskraanvogel. Tijdens een lunchstop bij een van de lodges in het park bekijken we van dichtbij het delicate, aan boomtakken bungelende, bolvormige nestje van de kanariegele maskerwever. En dat van de republikeinwever, een vogeltje dat er uitziet als een doodgewone huismus, maar een reusachtig nest bouwt waar wel honderd paartjes tegelijk in wonen – een heuse vogelflat.
“Etosha betekent ‘grote witte vlakte van droog water’,” vertelt Freddie als hij tegen zonsondergang halthoudt op een verhoging in de onverharde weg, voor een weids uitzicht op de Etoshapan. Die zoutpan, een spierwitte woestijn ter grootte van de provincie Noord-Holland, staat altijd droog, behalve na hevige stortbuien. “En die zien we graag, want Namibië is het droogste land op aarde. Zodra het regent, verschijnt er op het gezicht van elke Namibiër een glimlach van oor tot oor.” Ineens onstaat er reuring en komt er in paniek een kolossale kudde van honderd springbokken aanrennen, gevolgd door een paar dozijn zebra’s. Er dreigt gevaar en de beesten zoeken dekking rond de minibus, die in no time omsingeld is door de decoratief gestreepte knollen.
Spiesbok op je bord
Zo’n beetje al het wild dat vandaag de revue passeerde, ligt ’s avonds in het restaurant van de lodge op het buffet. Kies maar uit: een impalabiefstukje, spiesbokfileetje, koedoekoteletje of zebrahaasje, de chef grilt of wokt het met plezier medium rare. Een bordje gerookte springbokcarpaccio of een struisvogelsalade erbij, smullen maar en wegspoelen met Namibische wijn, die volgens de locals misschien niet beter, maar wel een stuk exclusiever is dan Zuid-Afrikaanse wijn. Vooral het zebravlees valt in de smaak; het blijkt lichter dan paardenvlees, met een niet al te sterke wildsmaak en het is zo mals als een lammetje. Vegetariërs hebben hier niet veel te zoeken, maar liefhebbers van vlees en vooral wild kunnen hun lol op.
’s Anderendaags moet er worden gekozen: óf ontspannen in de spa met een kruidenbad, bananenmasker, kokosscrub of lichaamsmassage met olifantenboomolie, óf nog een volle dag op safari. De beslissing is unaniem; die spabehandeling komt nog wel, maar nu eerst beesten kijken. Er is al heel wat wild gespot, van de alomtegenwoordige springbokken tot die knorrige leeuw op hap-slik-weg-afstand, maar er staan er heus nog wel wat diersoorten op het verlanglijstje. De benjamin van het gezelschap, de twintiger Joost, heeft zijn zinnen gezet op ’s werelds kleinste antilope; de 40 centimeter hoge en vijf kilo lichte Damaradikdik.
De dikdik dankt zijn naam aan het geluid dat hij maakt als hij schrikt. En schrikken doet het ondermaatse beestje zo ongeveer volcontinu, want het is een gewilde prooi voor roofdieren. De dikdik is daardoor extreem schuw, fourageert vooral in de ochtend- en avondschemering en verschuilt zich de rest van de dag goed gecamoufleerd in het struikgewas – zie die maar eens te vinden. Maar Shapaka, de in schutkleuren geklede gids van vandaag, met leren hoed op het hoofd en antigifslangenstok in de hand, houdt wel van een uitdaging. “Okay, drink your coffees. Let’s go find some dikdiks!”
Dikdik Drive
Voor het echte safarigevoel wordt er vandaag niet gereisd in een geairconditionede minibus, maar een open Landrover met vierwielaandrijving, leren stoelen, stugge vering en een canvas zonnedak. Rond zonsopkomst, ontbijtje met een eitje op schoot, gaat het opnieuw de poort door en Etosha in. Het park meet twee keer Nederland, maar Shapaka weet precies waar hij moet zijn. Zo’n beetje elke diersoort heeft zijn favoriete territorium, waar die plekken dan ook naar vernoemd zijn: gemsbokken houden zich op op de Gemsbokvlakte, springbokken drinken van de Springbokfontein, olifanten badderen in het Olifantsbad – en zo heb je een goede kans om dikdiks te spotten langs de Dikdik Drive.
Shapaka draait die drive op, die door het dichte struikgewas kronkelt waar dikdiks zo dol op zijn. Hij maant zijn passagiers tot stilte, rijdt stapvoets verder, zet de Landrover dan abrupt stil en wijst. Het is even zoeken, maar daar staan ze, een meter of vijf verderop: een koppel dikdiks, niet veel groter dan een huiskat. Als geschrokken konijntjes staren ze in de koplampen, letterlijk trillend van angst. “Je ziet ze altijd met z’n tweeën,” legt Shapaka uit, “want ze zijn monogaam, misschien zelfs voor het leven.” Vooral Joost, die er wel over gelezen had, maar ze nog niet in het echt had gezien, is blij: “Wat een schattige beestjes. Ik zou ze zo meenemen naar huis.”
Shapaka krijgt de volgende opdracht: zoek een luipaard. “Op links graag,” voegt de fotograaf eraan toe. “Kom nou zeg,” reageert Shapaka lachend, “dit is een nationaal park, geen supermarkt.” Maar de vrolijke Afrikaan rijdt stapvoets langs een gele open vlakte, verrekijker in de aanslag, en na een stief halfuur zoeken en turen is het bingo. In de verte ligt een grote gevlekte kat ligt in de schaduw van een mopaneboom. Door hun plek in de Landrover zien sommigen niets meer dan twee gespitste oren die boven het gras uitsteken. Zodra Shapaka de motor weer start om zijn klanten een beter zicht te bieden, gaat het beest ervandoor. Maar toch: missie geslaagd. “Heel bijzonder,” zegt Shapaka tevreden, “want luipaarden laten zich overdag maar zelden zien.”
Gierig feestmaal
Nu het zo makkelijk gaat, wordt de groep overmoedig. “Oké Shapaka, dan nu graag een neushoorn.” Twee soorten neushoorns leven er in Etosha, de zwarte en de witte, beide in feite grijs en samen de meest bedreigde diersoort van Afrika. De Landrover hobbelt meermaals op en neer over de Rhino Drive, bij drinkplaatsen en modderpoelen wordt geduldig gewacht tot de anderhalve ton zware en levensgevaarlijke kolossen zich vertonen en Shapaka speurt naar sporen. Meer van de neushoorn dan een pootafdruk en een al even indrukwekkende drol is er niet te zien. “Kijk, hij is nog warm en vochtig,” zegt Shapaka, “dus hij kan nooit ver weg zijn.”
Na een uur of twee wordt de queeste opgegeven. Niet getreurd, intussen waren er olifanten, wildebeesten, jakhalzen, wrattenzwijnen en zebra’s in overvloed, plus een feestmaal: een onfortuinlijke springbok bleef tijdens een achtervolging op leven en dood met zijn hoef in de metalen draad van een hek haken en wordt opgepeuzeld door gretige gieren, jakhalzen en maraboes. Binnen een kwartier is de jonge springbok gereduceerd tot een volledig schoongevreten karkas. “Jullie hebben geluk gehad,” merkt Shapaka op, “wat jullie in vandaag in één dag hebben gezien, zien de meeste mensen tijdens tien safari’s nog niet.”
Na de lange, hete dag op de Namibische savanne heeft de groep nu wel behoefte aan de beloofde spabehandeling. Shapaka zet koers richting de poort, met een laatste stop bij een drinkplaats waar zich een kudde giraffen heeft verzameld, van jong tot oud en van twee tot vijf meter hoog. “Een giraf is kwetsbaar als hij drinkt,” zegt Shapaka, “want hij moet met moeite zijn poten opzij gooien en kan bij gevaar niet zomaar weg. Dat doen ze dus behoedzaam; even wat water drinken duurt zomaar een uur.” In het gouden licht van de ondergaande zon blijkt het een fascinerend schouwspel. De giraffen drentelen heen en weer, kijken nerveus om zich heen, lopen naar de waterkant, nog maar eens kijken of er geen leeuwen aan komen rennen, nee, toch nog maar even niet. Na veel getwijfel en gedoe, terwijl de andere langnekken op de uitkijk staan, zakt er dan eindelijk een giraf door zijn hoeven. Het was al een zeldzaam wildrijke safari, maar dit is een heerlijk toetje.