Nieuwsbrief

Lang leve de Lofoten

Fietsen naar het einde van de wereld over de mooiste archipel op aarde

Gezonde zeelucht, gestoomde stokvis, besneeuwde bergen, de maalstroom van Jules Verne en je eigen vissershut op een eilandje boven de Poolcirkel: reisjournalist Sander Groen fietst naar het einde van de wereld over de mooiste archipel op aarde.

Å. Het is de mooiste plaatsnaam ter wereld. Eén letter, de laatste van het Noorse alfabet – hoe toepasselijk voor het zuidelijkst gelegen gehucht op de Lofoten. De uitspraak zit ergens tussen òòòh en áááh in en dat is precies wat je verrukt roept als je hier arriveert. Na iedere bocht in de E10, de weg die leidt naar het einde van de wereld, opent zich een nieuw panorama op besneeuwde bergen, gele hei, groene sparren, bloeiende krokussen, blauwe zee en kleine rotseilandjes met meestal geen en soms één houten huisje. De lente staat op springen, de zon schijnt en langzaam ontdooien de Lofoten.

Net voorbij het eenletterige plaatsnaambord slingert de weg om een baaitje heen met ’s werelds kleinste strand, zoals de lokale bevolking het met zelfspot noemt – op het stukje zachtgele zand is amper plek voor twee badlakens. Voor een strandvakantie zit ik hier verkeerd; het is dan wel mei, maar tweehonderd kilometer boven de Poolcirkel schommelt de temperatuur rond het vriespunt. De hemel is staalblauw, het smeltwater klatert via watervalletjes langs glinsterende granieten bergwanden en de lucht is de gezondste die ik ooit heb ingeademd.

Het zuidelijkst gelegen gehucht op de Lofoten: Å

“Hei!” roept gastheer Fred. “Hier is je fiets. De sleutel van je huisje zit in de voordeur. Je bent de enige gast, dus het restaurant is gesloten en de kruidenier en bakker zijn ook al dicht, maar ik heb ontbijt voor je gehaald.” Fred overhandigt een bruine papieren zak met brood, jus d’orange, koffie, marmelade, smeerkaas, lamsfilet, vispaté en eieren, voldoende voor een klein weeshuis. “Ha det bra!” Ik overnacht in een rood houten huisje op palen op de rotsen en in zee. Ooit verbleven hier kabeljauwvissers, nu doen talloze rorbuer op de Lofoten dienst als vakantiehuizen. Ik moet bukken als ik de deur uitstap, anders kletst er een stokvis in mijn gezicht. Weer eens wat anders dan het Hilton.

De kaartjesverkoper van het Lofotenmuseum lijkt zo weggelopen uit een vikingfilm
De kaartjesverkoper van het Lofotenmuseum lijkt zo weggelopen uit een vikingfilm

Navel van den Oceaan

Vooruit, voorbij Å kun je nóg zuidelijker, naar het spookdorp Hell. Maar dat ligt aan de Atlantische kant van het eiland, aan de overkant van een bergkam die louter per urenlange expeditie door ervaren bergbeklimmers te bedwingen is. Alleen ’s zomers kun je er per boot komen, tot genoegen van Engelstalige toeristen die erover naar huis kunnen schrijven: “Today I’ve been to Hell and back.” Ook niet ongevaarlijk, want de boottocht voert langs de Moskstraumen, de sterkste maalstroom ter wereld, die Edgar Allan Poe en Jules Verne inspireerde tot angstwekkende meesterwerken: De afdaling in de Maalstroom en Twintigduizend mijlen onder zee.

Schipper in de haven van Svolvær

“De Maalstroom! Verschrikkelijker naam in vreeselijker toestand kon ons zeker niet in de ooren klinken. Waren wij dan op die gevaarlijke plek aan de kust van Noorwegen? Werd de Nautilus naar dien afgrond gesleept? Men weet, dat op het oogenblik van den vloed, het water dat tusschen de eilanden Ferroe en de Loffoden opeengedrongen is, met onweerstaanbaar geweld voortstroomt; het vormt een draaikolk, waar nimmer een schip uit is kunnen komen. Van alle kanten stroomen monsterachtige groote golven aan; zij vormen den afgrond, die den juisten naam draagt van ‘navel van den Oceaan.’ Daar worden schepen, ja zelfs walvisschen en ijsberen uit de poolzeeen in meegesleept.”

Poe en Verne schreven erover en in de Spieghel der Zeevaert wordt de Moskstraumen weergegeven als een allesverzengende draaikolk

Kapitein Nemo mag de Moskstraumen dan roemrucht hebben gemaakt, het was de Hollander Lucas Janszoon Waghenaer die de tumultueuze watermassa voor het eerst beschreef, zij het in zakelijkere termen dan Jules Verne. In opdracht van Willem van Oranje maakt hij in 1584 de eerste fatsoenlijke zeeatlas, Spieghel der Zeevaert, waarin de maalstroom wordt weergegeven als een allesverzengende draaikolk. Vanuit Å leidt een wandelpad naar een rotspunt met uitzicht op de kolkende zee en in de verte het eilandje Værøy. Ondanks waarschuwingen komen er nog regelmatig toeristen op huurbootjes in de problemen. Ik waag het er maar niet op.

Rode vissershuisjes aan de baai van Svolvær: hotelaccommodatie à la Lofoten

Je eigen vissershut

Béng! Auw. Een paar dagen eerder ontwaak ik op een klein eilandje in de baai van Svolvær, de hoofdplaats van de Lofoten. Na de lange overtocht per veerboot sliep ik diep en ’s anderendaags waggel ik slaapdronken de woonkamer in om koffie te zetten. Ik bons zó hard met mijn hoofd tegen de deurpost dat ik sterretjes zie. Even vergeten: mijn huis op Svinøya werd twee eeuwen geleden gebouwd, toen mensen nog niet half zo lang waren. Als de sterretjes verdwenen zijn, zit ik alsnog aan de keukentafel met behalve een kop koffie ook een grote rode buil op mijn voorhoofd.

De hotelreceptie is ondergebracht in een kruidenierswinkel waar de blikken cacao en koffie nog op de schappen staan alsof het nog 1828 is

Svinøya Rorbuer is geen gewoon hotel. De receptie is ondergebracht in een oude kruidenierswinkel, waar de blikken cacao en koffie nog op de schappen staan alsof het 1828 is. Aan de plafondbalken hangen leren laarzen met houten zolen, katrollen en petroleumlampen en op de toonbank staat een ouderwetse weegschaal van Van Berkel uit Rotterdam. De hotelkamers liggen verspreid over het eiland: ruim vijftig rode rorbuer aan en op het water, deels stokoud en prachtig gerestaureerd, met krakende houten vloeren, gietijzeren potkachels, muren van dikke boomstammen, kleine raampjes en lage deurtjes, zoals de mijne, deels nieuw gebouwd, modern ingericht en met grote ramen en een terras met zeezicht.

De hotelreceptie van Svinøya Rorbuer

“Fish? Oh no-no-no.” De Russische toerist trekt er een vies gezicht bij. De chef-kok van Børsen Spiseri, het vissigste visrestaurant van de Lofoten, legt vriendelijk uit dat hier weinig anders wordt gegeten dan de stokvis die je overal op de eilanden ziet hangen, smakelijk gestoofd met aardappelen, worteltjes, eierboter en rauwe ham. Maar de Rus is klip en klaar: “No fish. I don’t like.” Hij wijst iets aan op de kaart waar het woord fish niet in voorkomt en krijgt kebab met citroengras en koriander, yoghurtdressing en taboulé. Fusion op z’n Lofotens – dus de kebab is van walvis. “Do you like it, Sir?” informeert de serveerster voorzichtig. “Yèèès, very good, I like. Spasiba!” Bon, op de keper beschouwd is walvis dan ook geen vis.

De Lofotenkathedraal is ’s werelds grootste houten kerk boven de Poolcirkel

In cod we trust

Vissig, vissiger, vissigst: dat zijn de geuren van de Lofoten. Bij Børsen Spiseri ruikt het vissig, want de huisspecialiteit, stokvis, belandt wel op mijn bord en blijkt niet te versmaden. Nog vissiger is het in de haven van Henningsvær, waar de kabeljauwen aan wal worden gehesen en direct op de kade worden gevild. En het vissigst ruikt het rond de metershoge houten rekken waaraan honderdduizenden kabeljauwen aan stokken hangen te drogen in de zilte zeewind. Aan andere, lagere rekken hangen de vissenkoppen, waar later een lekker soepje van getrokken wordt. De geur die daar vanaf komt, is zelfs mij te vissig.

De visserij is hier sinds de middeleeuwen booming business. Het motto van de lokale VVV: ‘In cod we trust’ – kabeljauw zij met ons

‘In cod we trust’ is het motto van de VVV op de Lofoten – kabeljauw zij met ons. De visserij is hier sinds de middeleeuwen booming business, dankzij de ligging aan de Westfjord, het woelige water tussen de eilanden en het vasteland. Door de sterke stroming van de Moskstraumen, die van Jules Verne dus, worden grote scholen vis vanzelf die zeebocht in gedreven. En in het vroege voorjaar, als miljoenen kabeljauwen vanuit de Barentszzee hierheen komen om kuit te schieten, kun je ze zo uit zee opscheppen. Maar dan is het nog geen stokvis. Daarvoor moet het eerst maandenlang drogen, dagenlang weken in water en dan nog urenlang zachtjes stoven. Duurt even, maar dan heb je ook wat.

Café Nicolina in Kabelvåg
Snoepwinkeltje in Henningsvær

“De lente is laat dit jaar,” zegt Daniel, als ik mijn fiets parkeer voor zijn café Nicolina. Ik ben verkleumd en toe aan een kop warme chocomel met slagroom. En doe er ook maar zo’n stuk huisgemaakte bananencake bij. Kabelvåg ligt een fietstochtje verwijderd van Svolvær. Onderweg kom ik langs de Lofotenkathedraal, de grootste houten kerk boven de Poolcirkel, in Storvågen staat een trio musea, waarvan het Lofotenmuseum een indruk geeft van het leven hier in vervlogen tijden, en de tocht eindigt in Henningsvær, ‘het Venetië van de Lofoten’. Die bijnaam is overdreven, maar het is een over kleine eilandjes versprenkeld prachtdorp met een visrestaurant aan de haven en schattige winkeltjes voor handgeblazen glaswerk, curiosa of oud-Noorsch snoepgoed.

De houten rekken vol stokvis heten ook wel de ‘kathedralen van de Lofoten’
De geuren van de Lofoten: vissig, vissiger, vissigst

Openluchtmuseum

In Å, terug in het zuiden, ziet het ’s zomers zwart van de toeristen. In het laagseizoen is het er uitgestorven. Tijdens een wandeling over de rotsen, tussen de rode houten huisjes met witte kozijnen, babyblauwe stijlen en leien pannendaken door, kom ik geen andere levende ziel tegen. Ooit werd hier volop gevist, nu is het dorp letterlijk een openluchtmuseum: zestien van de veertig huizen vormen tezamen het Norsk Fiskeværsmuseum. De bakkerij waar nog dagelijks zoete broodjes worden gebakken, de kruidenier die dubbelt als souvenirwinkel, de smidse, de fileerhal en Europa’s oudste levertraanfabriekje zijn allemaal te bezoeken. Maar nu even niet, want het is zondag en alles is dicht.

Zelfs als je na twee weken Noorwegen wel wat gewend bent, blijft het natuurschoon van de Lofoten overweldigen

Zuidelijker lukt niet vanuit Å, noordelijker wel en dus stap ik op de fiets. Zigzaggend langs bergen en gletsjermeren, per brug over fjorden en langs baaitjes leidt de weg door een lint van minidorpen die zo mogelijk nog mooier zijn. Zelfs als je na twee weken Noorwegen wel wat gewend bent, blijft het natuurschoon van de Lofoten overweldigen. Na elke bocht valt mijn mond open van verwondering: òòòh wat mooi, áááh wat prachtig! In Tind zijn de rorbuer niet rood maar okergeel, in Sørvågen zijn ze zachtgrijs, verderop groen en dan weer rood. Van de oude radiozendmast, met uitzicht op Å tegen een decor van torenhoge bergtoppen, loopt een wandelpad door de duinen naar de vuurtoren voor een breedbeeldpanorama van de Westfjord.

Ook deze rorbuer op het mini-eilandje Hamnøya zijn te huur
Het stokvismuseum in Å
Reine werd meer dan eens uitgeroepen tot de mooiste plek van Noorwegen

Een rijwiel met versnellingen en deugdelijke remmen is hier handig; de weg slingert er lustig op los, zowel horizontaal als verticaal. Na een fikse klim opent ineens het panorama op Reine, de meest gefotografeerde plek van de Lofoten en meer dan eens door de Noren uitgeroepen tot de mooiste plek van het land. Vanaf het uitzichtpunt naast de weg snap ik dat wel: als een rood-geel Lego-dorpje ligt het ingeklemd tussen een van de allermooiste fjorden en de besneeuwde flanken van de loodrecht uit zee oprijzende Reinebringen. Ik ben er stil van. En opeens weet ik het: dit is het mooiste eilandenrijk op aarde. Ga erheen in juli of augustus, dan blijft het de rest van het jaar lekker stil. «

Logeren op de Lofoten
Svinøya Rorbuer heeft authentieke, romantische rorbuer en strakke, moderne rorbu-suites voor 2 tot 6 personen, op loopafstand van het centrum van Svolvær op een per brug bereikbaar eilandje. Restaurant, kunstgalerie. Vanaf € 140 per nacht per huisje. Å Rorbuer bestaat uit een kluitje van de mooiste rode vissershuisjes van Å, pal aan het water, tussen de drogende stokvis en met een restaurant op palen in zee. Iets spartaanser ingericht, maar nog steeds van alle gemakken voorzien. Restaurant, huurbootjes. Vanaf € 180 per nacht per huisje.
Svinøya Rorbuer

Gratis nieuwsbrief
Wil jij mijn reisreportages gratis in je mailbox? Ik stuur je graag eens per kwartaal mijn nieuwsbrief.