Het Louvre kent iedereen, Pompidou weten toeristen ook te vinden, maar ooit gehoord van het Nationaal Rioolmuseum? Voilà: tien Parijse musea die u altijd al wilde bezoeken, maar waarvan u niet wist dat ze bestonden.
MUSÉE MADAME CURIE
Een stralend laboratorium
Het laboratorium waar Marie Curie onderzoek deed naar radioactiviteit en het nut ervan voor de behandeling van kanker, is nu een museum. Het lab werd door de Universiteit van Parijs gebouwd nadat Marie in een huisje om de hoek radium (vernoemd naar het Latijnse woord voor straling) en polonium (naar Curies geboorteland Polen) ontdekte en ze haar tweede Nobelprijs had gewonnen. Curie werkte hier twintig jaar, tot haar dood in 1934. Sindsdien is het radioactieve meubilair wijselijk vervangen door replica’s – door de grote doses straling waaraan ze tijdens haar werk was blootgesteld, overleed Curie aan leukemie. Wel echt zijn de kasten vol scheikundeboeken in het kantoortje en persoonlijke eigendommen als het zwarte jurkje dat Madame Curie het laatst droeg in haar lab. Haar handgeschreven aantekeningen hangen ingelijst aan de muur, veilig achter stralingswerend glas.
MUSÉE DES EGOUTS
Onwelriekend onderduiken
Dat het Rioolmuseum in Parijs staat is niet gek. Riolering werd dan wel uitgevonden door de Romeinen, maar keizer Napoleon III maakte er pas echt werk van. Dwars tegen de tijdgeest in was hij gesteld op hygiëne en vond hij dat alle onderdanen schone straten en frisse lucht verdienden. Tout à la rue was totdantoe het devies, alles op straat, maar de drek van poep en pies die via de straten in de Seine sijpelde, ging ondergronds. Onder leiding van architect Haussmann begon het grote graven, en nu is het Parijse riool een ondergrondse stad met 2500 kilometer aan tunnels, compleet met straatnaambordjes. Plus een museum. Door een putdeksel klautert u naar beneden, daar volgt een vrolijke voorlichtingsfilm en een rondleiding langs gevonden voorwerpen, van duizenden autosleutels tot het stoffelijk overschot van een orang-oetan. En dan het onwelriekende hoogtepunt: het riool in.
MUSÉE EDITH PIAF
Op huisbezoek bij Piaf
Edith Piaf leidde een tranentrekkend bestaan en toch had ze nergens spijt van – getuige haar grootste hit, Non, je ne regrette rien. Talloze plekken in Parijs herinneren aan de minuscule chansonnière met de grote stem, van het ziekenhuis van het 20e arrondissement óf de stoep van Rue de Belleville 72 (niemand weet zeker op welke van die twee plekken ze ter wereld kwam) tot het teleurstellend sobere graf op Père Lachaise waar ze ruste in vrede. Haar oude appartement, ver van het gebaande toeristenpad in de wijk Ménilmontant, is ingericht als minimuseum vol gouden en platina platen, oude foto’s en schilderijen, kleding, servies, meubels en een bronzen buste. Pronkstuk is een kartonnen pop van de charismatische zangeres op ware grootte, met haar zwarte jurkje en schoenen – maat 34. Op de achtergrond klinkt Piaf onophoudelijk. Het sfeervolle huismuseum wordt gerund én bewoond door Bernard Marchois, voorman van de Piaf-fanclub en schrijver van twee biografieën.
MUSÉE BACCARAT
Philippe Starcks kristalpaleis
In een chic paleis aan het Place des Etats-Unis onthaalde de excentrieke gravin Marie-Laure de Noailles vrienden als Buñuel, Cocteau en Dalí op wilde feesten. Nu is er het Musée Baccarat ondergebracht, van de beroemde en decadente Franse kristalslijper. Zo zwierig als de villa van buiten is, zo hip is het museum van binnen – dankzij überdesigner Philippe Starck. Hij bedacht een twee meter hoge stoel van Baccarat-kristal en liet een buitenproportionele kristallen kroonluchter afzinken in een dito aquarium. Vijfduizend peperdure parafernalia zijn er tentoongesteld, waaronder kristallen klassiekers als het glaswerk van de vorige paus en een kandelaar van tsaar Nicolaas II. Lunchen kan onder een roterende kroonluchter van 157 kaarsjes, maar de ideale afsluiter van het bezoek is een maal in de inpandige Cristal Room, een van Parijs’ beste (en duurste) restaurants. Kost wat – zo’n honderd euro per couvert – maar dan heb je ook wat.
FONDATION LE CORBUSIER
Een machine om in te wonen
Charles-Edouard Jeanneret, die naam zegt niemand iets. De visionaire voorman van het Nieuwe Bouwen kennen we onder zijn pseudoniem: Le Corbusier. Beroemd werd hij met de theorie dat een huis geen huis zou moeten zijn, maar een machine à habiter, een ‘machine om in te wonen’. Le Corbu dacht groot, als een moderne Haussmann, en ontwierp wooncomplexen met behalve honderden woningen ook winkelstraten, wasserettes, scholen, een hotel, bioscoop en een park met speeltuin en zwembad op het dak – La Cité Radieuse in Marseille is van zijn megaprojecten de bekendste. De totalitaire ontwerpen werden destijds beschimpt, maar kregen wel navolging; de Braziliaanse hoofdstad Brasilia, de Brusselse wijk Heizel en de Amsterdamse Bijlmer werden geïnspireerd op Le Corbusier. Over de grootste vernieuwer van de moderne architectuur kom je alles te weten in de Fondation Le Corbusier, vol schetsen, studies, meubels en meeslepende plannen in twee aanpalende villa’s, ontworpen door Le Corbu zelve.
MUSÉE DE LA VIE ROMANTIQUE
Schilderen met Ary Scheffer
Hartje stad om de hoek bij de Moulin Rouge, gratis toegankelijk en toch schaars bezocht: in de historische villa van Ary Scheffer, de Hollandse hofschilder van koning Lodewijk Filips, huist het Musée de la Vie Romantique. In zijn salon kreeg Scheffers beroemde boezemvrienden als Liszt, Rossini, Dickens en Delacroix op de koffie. Daar is nu een tentoonstelling over George Sand, de beroemdste schrijfster van de romantische school, vooral vanwege haar scandaleuze relatie met componist Chopin – die door Scheffers driewerf geportretteerd werd. Aan de overkant van de binnenplaats is Scheffers atelier bewaard gebleven alsof hij er gisteren nog aan het werk was, compleet met ezels, paletten en al dan niet voltooide schilderijen. Check voor uw bezoek of er een lezing of concert op stapel staat, en blijf bij mooi lekker plakken in de theetuin, misschien wel het meest romantische plekje van Parijs.
MUSÉE DU VIN
Aangeschoten in het museum
Niets zo Frans als fijne wijn, en dan verwacht je in de betere reisgids toch een prominente plaats voor het Wijnmuseum. Niks daarvan; het Musée du Vin is onbekend en onbemind, en da’s onterecht. Al was het maar om het onderkomen: een gewelfde wijnkelder die in de middeleeuwen door monniken met engelengeduld uit de kalkgrond werd gehouwen, onder een wijngaard aan wat toen de Rue Vineuse heette, de wijnstraat. Het klooster sneuvelde tijdens de Revolutie en ook de wijngaarden verdwenen, maar de kelder is gebleven. Daar leert u alles over de geschiedenis en kunst van het Franse wijnmaken, van druif tot glas. Het kan nog gezelliger: zowel in het Frans als Engels zijn er proeverijen. Slurpen moet en uitspugen mag, maar hóeft niet. Wie dan nog niet aangeschoten is, schuift aan tafel in het museumrestaurant – een driegangenlunch kost zestig euro, inclusief bij elke gang een zorgvuldig door de sommelier gekozen wijn uit eigen kelder. Santé.
MUSÉE DES ARTS FORAINS
Oud-Fransch kermisvermaeck
De historische wijnpakhuizen van Bercy aan de Seine zijn puik verbouwd en bieden onderdak aan drie curieuze attracties. Het Théâtre du Merveilleux is een ouderwets rariteitenkabinet maar dan met de modernste techniek, Les Salons Vénitiens een ode aan het traditionele Venetiaanse carnaval. Maar de grote trekker is het Musée des Arts Forains, het kermismuseum dat door eigenaar Jean-Paul Favand eigenhandig is ingericht met zijn kostbare collectie van nostalgische attracties. Een complete kermis is nagebouwd, maar dan uit de hoogtijdagen, de 19e eeuw, toen het op de kermis nog très chic toeging. Een draaimolen op stoom met handgemaakte paarden met zadels van fluweel, een zwierig Hooghuys-pierement, een ouderwetse biljartkraam, antieke lachspiegels, een marionettentheater en een schiettent, allemaal minutieus gerestaureerd en uitgerust met duizenden gloeilampjes, kleurige ornamenten en glimmend koper en bladgoud alom.
MAXIM’S MUSÉE ART NOUVEAU
Het boudoir van La Belle Otero
Boven Parijs’ beroemdste restaurant toverde couturier Pierre Cardin een enorm appartement om tot art-nouveau-museum. In een halve eeuw verzamelde Cardin vijfhonderd art-nouveau-objecten bij elkaar – meubels van Majorelle, lampen van Tiffany, biscuitporselein uit Karlsbad, vasen uit Vallauris en schilderijen van Toulouse-Lautrec. Daarmee creëerde hij in twaalf kamers op drie verdiepingen het chique boudoir van een courtisane. Welke peperdure prostituee uit de belle époque Cardin precies in gedachten had blijft mysterieus, maar denk aan La Belle Otero, die de prins van Monaco, de koning van Engeland en de tsaar van Rusland tot haar cliëntèle rekende, en naar wier borsten de koepels van het Carlton-hotel in Cannes zijn gemodelleerd. Op de bovenverdieping wordt het helemaal pikant: daar zijn de chambres d’amour, het liefdesnest, met een somptueus versierd hemelbed van Majorelle, compleet met dansende zwanen en zingende nimfen. Oeh-la-la.
MUSÉE DUPUYTREN
Menselijke monsters op sterk water
Tweekoppige en eenogige baby’s op sterk water, skeletten van kinderen met waterhoofden, verwrongen schedels en een rijk assortiment aan andere menselijke monsters – het is een gezellige boel in het Musée Dupuytren. Sinds 1832 is dit schemerige zaaltje van de Medische Faculteit van de Universiteit van Parijs volgestouwd met de missers van Moeder Natuur. Zesduizend van die anatomische rariteiten staan hier in glazen vitrines en kloeke apothekerspotten bij elkaar, van misvormde embryo’s en griezelige gezwellen tot wassen replica’s van verwrongen hoofden tot gebochelde skeletten – Quasimodo voor het echie. Alleen voor mensen met een sterke maag; anders bezoekt u beter het ándere academische anatomiemuseum. Het Musée Orfila heeft een collectie van nog eens zesduizend anatomische objecten, van zowel mensen als dieren, ditmaal zonder afwijkingen, in twee prachtige zalen. De universiteit wil plaats maken voor collegebanken en is de bijzondere collectie liever kwijt dan rijk, dus bezoek het nu het nog kan.