Caravawie? Een van de belangrijkste kunstschilders ooit is hij, maar Nederland kent ‘m niet, want wij hebben Rembrandt. Met de tentoonstelling van het jaar in Amsterdam komt daar verandering in. Reisjournalist Sander Groen ging voorproeven in Italië: door Rome en Napels in het voetspoor van Caravaggio.
Hij verkeerde onder de hoede van de paapse incrowd, maar trok liever op met hoeren en straatjongens. Altijd op zoek naar ruzie en met een groot gebrek aan zelfbeheersing kwam hij als een laatmiddeleeuwse Mohammed B. om de haverklap in aanraking met polizia en giustizia. Homoseksueel was hij ook nog of, in de taal van toen, een sodomiet. En explosief: na een potje tennis stak hij zijn lief dood met een degen. Nee, een frisse jongen was Caravaggio niet.
Zwaarwichtige kunst, moord en doodslag en onoorbare seksuele uitspattingen, omgeven door religieuze symboliek en aardse raadsels – het klinkt als een fijn vervolg op Dan Browns De Da Vinci Code. In Nederland zou het geen bestseller worden, want wij kennen Caravaggio niet. Daar komt verandering in als het Amsterdamse Rijksmuseum komt met de tentoonstelling van het jaar (zie kader) over de invloed die Caravaggio had op ‘onze eigen’ Rembrandt. Die kennen we dan weer wél.
Moord en doodslag
Nog geen uur in Rome en ik sta al met mijn neus bovenop de Italiaanse meester – de eerste Caravaggio’s die ik in mijn leven zie en meteen maar drie van de mooiste. De kerk van de Franse gemeenschap in Rome, de San Luigi dei Francesi, staat vlakbij Piazza Navona, waar Caravaggio meer dan eens bloedige knokpartijen uitvocht, en tegenover het Palazzo Madama. Daar woonde hij jarenlang in bij kardinaal Del Monte, in wiens opdracht Caravaggio een reeks wulpse jongelingen schilderde.
Om de hoek is de Via della Scrofa. Op zondagavond 28 mei 1606 liep Caravaggio hier ene Ranuccio Tomasoni tegen het lijf, met wie hij volgens Derek Jarmans biopic Caravaggio (1986) een liefdesrelatie had. Tomasoni was Caravaggio tien scudi verschuldigd voor een weddenschap om een tenniswedstrijd. De twee begonnen te bekvechten, degens werden getrokken en Caravaggio deelde een doodssteek uit. Na de moord sloeg hij op de vlucht naar Napels, Malta, Sicilië en uiteindelijk naar zijn vroegtijdige dood in Porto Ercole.
Hemels licht
In zijn 38-jarige leven schilderde Caravaggio een slordige vijftig doeken vol. Drie ervan hangen hier in de donkerste uithoek van de San Luigi. Zodra ik een euro in een metalen kastje schuif, baadt de Contarellikapel in een zee van licht. De drie Storie di San Matteo, de verhalen van Mattheus, waren de eerste grote opdracht die Caravaggio binnensleepte na wat gelobby van zijn broodheer en suikeroom, kardinaal Del Monte, bij het pauselijke projectcomité.
Het martelaarschap van Mattheus is een rasechte Caravaggio: een doek van ruim drie bij drie vol actie, drama en chaos, met hyperrealistische figuren en een fikse dosis chiaroscuro, het theatrale spotlicht met grote contrasten tussen licht en donker waarmee Caravaggio beroemd werd. Het oog van de kijker gaat meteen naar het midden: de Ethiopische soldaat die van koning Hirtacus de opdracht kreeg om Mattheus, liggend op de grond, te vermoorden om hem te beletten nog meer mensen te bekeren tot het christendom. De twee hoofdpersonen staan in het volle licht, terwijl voor de verschrikte omstanders, inclusief een zelfportret van de schilder, alleen wat flauw strijklicht overblijft.
Er tegenover in de kapel hangt De roeping van Mattheus uit hetzelfde jaar, 1600. Ook daarin speelt Caravaggio met licht. Jezus, een van de twee hoofdrolspelers, gaat grotendeels schuil in de schaduw van een boven zijn hoofd passerende lichtbron. Het moment dat Caravaggio koos is frappant; hij laat Mattheus zien op het moment dat hij nog tollenaar is als Jezus hem hoogstpersoonlijk komt vragen zijn team te versterken. Die onconventionele keuzes maakte Caravaggio vaker als hij bekende verhalen vertelde.
Drie jaar later kreeg Caravaggio de opdracht om ook het derde en belangrijkste doek voor de kapel te schilderen: Mattheus en de engel, waarin Mattheus opschrijft wat een engel boven zijn hoofd dicteert. Het evangelie komt rechtstreeks van God, was de boodschap. Het licht komt van boven, als uit de hemel.
Van bal naar bal
De Storie di Matteo, Caravaggio’s grote doorbraak, zijn vierhonderd jaar na dato nog te zien op de plek waarvoor ze werden gemaakt. Ik heb het drieluik maar eventjes voor mezelf alleen. Toergroepen verdringen zich voor de kapel, met hun gidsen die in het Frans, Italiaans, Engels of Japans kunsthistorische tekst en uitleg verschaffen. Leuk, zo’n gratis briefing, maar ik heb nog twintig Caravaggio’s te gaan.
Twee dagen lang ren ik over zeven heuvels voor meer bijbels werk in de mooiste kerken, bekoorlijke jongelingen in prachtige paleizen en zes Caravaggio’s op een kluitje in de Galleria Corsini. Ik maak Caravaggio’s graflegging van Christus mee in de overweldigende ambiance van het Vaticaan. In het minilandje van de paus pik ik natuurlijk ook ’s werelds beroemdste kunstwerk mee: de Sixtijnse Kapel. Ik vergaap me aan Michelangelo’s Piazza del Campidoglio, blaas uit op de Spaanse Trappen en bekijk met open mond het tweeduizend jaar oude Colosseum.
Eten doe ik bij de Osteria del Moro, waar de opvliegerige Caravaggio in april 1603 een bord eten in het gezicht van een keukenhulp smijt omdat die hem niet kan vertellen welke artisjokken bereid zijn in boter en welke in olie. Tegenwoordig heet het hier Enoteca Ferrara en gaat het beschaafder toe. “Hij bewoog zich met veel tamtam van het ene bal naar het andere,” schrijft Carel van Mander in 1604 in zijnSchilderboeck, “zijn zwaard op de heup, altijd klaar voor een gevecht of een ruzie.”
Hollandse caravaggisten
Duels en steekpartijen, gevolgd door arrestaties en gevangenisstraffen, verhinderen niet dat Caravaggio begin 17e eeuw bekend staat als egregius in Urbe pictor, de voornaamste schilder van Rome. Vanuit heel Europa komen schilders hierheen om de kunst af te kijken: uit Holland Hendrick ter Brugghen, Dirck van Baburen en Gerard van Honthorst, die faam maken als de Utrechtse caravaggisten. Later laten Rembrandt, Frans Hals en Vermeer zich beïnvloeden door Caravaggio.
Zelfs hedendaagse toneelvormgevers en filmregisseurs profiteren van de technieken die Caravaggio uitvond. Zijn schilderijen zijn zo realistisch en het chiaroscuro zo uitgekiend dat de figuren zo van het doek af lijken te kunnen lopen. Schilderijen van volgelingen zijn spielerei in vergelijking met die van Caravaggio. Caravawie? Voor vertrek wist ik weinig van de Italiaanse schilder, maar 48 uur in Rome en ik ben fan.
Gék van kunst
Tweeëntwintig Caravaggio’s in twee dagen: het kan in Rome. Maar eigenlijk is het gekkenwerk. Letterlijk, want wie niet oppast draait door. Een overdosis kunst kan leiden tot krankzinnigheid. Het Stendhalsyndroom heet dat, naar de Franse schrijver die het als eerste beschreef: “Verzonken in de overpeinzing van sublieme schoonheid, bereikte ik het emotionele punt waarop men hemelse gewaarwordingen ervaart. Ik kreeg hartkloppingen, het leven vloeide uit me weg. Ik liep met de angst om te vallen.”
Gretige toeristen die in Italië kunst consumeren, kunnen last krijgen van duizeligheid, flauwvallen, ademnood en paniekaanvallen tot geheugenverlies, schizofrenie, doodsangst en dagenlang aanhoudende krankzinnigheid. In het psychiatrisch ziekenhuis Santa Maria Nuova in Florence wordt gemiddeld eens per maand een nieuwe patiënt binnengedragen.
Professor Graziella Magherini, dé Stendhalsyndroom-expert, onderzocht ruim honderd voorvallen. De laatste tijd is ze vooral geïnteresseerd in de reacties op de dartele jongelingen van Caravaggio. Ene Franz, een middelbare Duitser, viel flauw bij de aanblik van Caravaggio’s Bacchus. Geen idee meer wie of waar hij was, verliet hij het museum al stuiptrekkend op een brancard. Henry, een jonge Amerikaan, had tijdens een Caravaggio-tentoonstelling te kampen met desoriëntatie en duizeligheid, maar van één detail werd hij letterlijk knettergek: de blote knie van Narcissus.
Vlucht naar Napels
Ook ik voel een Stendhalsyndroom opkomen. Daas en confuus stap ik op station Roma Termini in de flitstrein. Caravaggio maakte in 1606 dezelfde reis, dwars door Latium en Campanië langs de Tyrrheense Zee naar Napels. Maar ik heb geen moord op mijn geweten en zit er in de eerste klas van de EuroStar ongetwijfeld comfortabeler bij. Een schilderachtig Italiaans landschap trekt voorbij en als de railtender langskomt met een verse espresso is mijn geluk compleet.
Ontspannen arriveer ik in Napels. Maar goed ook, want hier krijg ik méér Caravaggio voor mijn kiezen. Door het centro storico wandel ik naar Hotel Caravaggio, waar mijn kamer uitkijkt op de Pio Monte della Misericordia, met een van zijn ingewikkeldste en indrukwekkendste schilderijen: De zeven werken van barmhartigheid. Die bewaar ik voor morgen, want anders word ik gek. Zo, nu eerst een pizza Margherita.