Géén slappe sangria, broodjes kroket of ordinaire all-inclusive-hotels, wél middeleeuwse vestingstadjes in zee of op een berg, uitgestrekte natuurparken en honderd kilometer goudgeel zandstrand: reisjournalist Sander Groen verkent de Oranjebloesemkust, Spanjes onbekendste costa.
Scheer je weg. Dat advies krijg je vroeg of laat van Peñíscola’s gerimpelde dorpelingen. Ze wijzen er de weg zelfs bij: hier bij het Schelpenhuis rechtsaf, links bij Maria de groentenvrouw en nog eens links bij sigarenboer Juan en bij de tapasbar van Fernando weer rechts. Linea recta de stadspoort door en, al naar gelang het moment van de dag, linskaf naar de vissershaven, langs kleurige bootjes die net binnenbrengen wat er vanavond op je bord ligt, doorlopen naar de kop van de pier, of anders rechtsaf het Playa Norte op en een sprintje trekken. Scheer je weg; het klinkt misschien onaardig, maar het is goedbedoeld, heus.
Het dorp uit en afstand nemen, zo bekijk je Peñíscola het best: een perfect bastionnetje op een rotsig schiereiland met loodrecht uit de blauwe Mediterráneo oprijzende stadsmuren, kunstig op elkaar gestapelde witgekalkte huisjes en kerkjes, een parmantige vuurtoren en op de top een fiere middeleeuwse tempeliersburcht, ooit het onderkomen van Benedictus XIII, een van de drie pausen die hun zetel kozen buiten Vaticaanstad. De citadel van Peñíscola prijkt steevast op alle ansichten die hier verkocht worden.
Om dat fraaie plaatje zelf te zien, zit je ’s ochtends op het strand, als het zachte ochtendlicht op het schiereiland schijnt, en aan het einde van de middag op de pier, terwijl de ondergaande zon het vestingstadje goudgeel kleurt. Tussendoor heb je tijd om te zonnebakken op het langgerekte zandstrand, het uitzicht te bewonderen vanaf de burcht, te lunchen op een terras met spartelverse vis, lekker lang te luieren tijdens de siësta en te slenteren door slingersteegjes en trapstraatjes – in de voetstappen van Charlton Heston en Sophia Loren, want hier werd de Hollywoodklassieker El Cid gedraaid.
Boven de Costa del Azahar ligt de Costa Brava met Salou en feestcafé Het Gat van Nederland, eronder de Costa Blanca met Benidorm en Café Valkenburg
Costa voor gevorderden
Peñiscola is het pronkstuk van Spanjes onbekendste costa, de Costa del Azahar ofwel ‘Oranjebloesemkust’, ruim honderd kilometer lang van Valencia tot Catalonië. Erboven ligt de Costa Brava met Salou, eronder de Costa Blanca met Benidorm; respectievelijk dronken tieners in feestcafés als Het Gat van Nederland, en Hans-van-Willigenburg-bruine bejaarden aan de bingo in café Valkenburg. Net Holland, maar dan onder een Spaans zonnetje.
De Costa del Azahar is andere koek. Hier zijn de badplaatsen populair bij Spaanse toeristen, die gewoon paella eten met een Moscatel toe. De voertaal is Valenciaans, dat verdacht veel wegheeft van het Catalaans – maar zeg dat niet hardop, want de Valencianen zijn trots op hun tongbrekende taal. Hier geen slappe sangria, friet met kroketten of all-inclusive-resorts met het Beste van Nederland op tv. Wel Spaanse taveernes, smakelijke visrestaurants en kleinschalige strandhotels. Behalve voor zon, zee en zand komt men hier voor rust en ruimte.
Nog een reden waarom massatoeristen de Costa del Azahar links laten liggen: er is een achterland met keuze uit duizend-en-een dagtripjes. Langs geurige sinaasappelboomgaarden naar wonderlijke bergdorpen met stokoude keienhuisjes en gotische kerkjes, en door golvende wijngaarden naar uitgestrekte natuurparken. Voor veel toeristen is dat teveel van het goede: zij komen naar de costa’s om ongecompliceerd te zonnebakken en al die uitstapjes leiden maar af – dan liever naar Lloret. De Oranjebloesemkust is een costa voor gevorderden.
De mooiste, grootste en rondste sinaasappels gaan op transport naar Europa, de kleinste, zoetste en sappigste houden ze voor zichzelf
Badderen in bloedsinaasappels
De Costa del Azahar dankt zijn naam aan de friszoete bloesemgeur die hier in de lente in de lucht hangt. Spanje is Europa’s grootste sinaasappelproducent en van al die oranje vitaminebommen komt tweederde uit de provincie Valencia. De miljoenen sinaasappelbomen zijn eeuwig groen, afgewisseld in het voorjaar met het delicate wit van de sinaasappelbloesem, en in het najaar met knaloranje als elke boom bijna bezwijkt onder het gewicht van zomaar vijfhonderd appelsienen.
De hoofdstad van sinaasappelland is Burriana, een dorp van dertigduizend zielen, omringd door citrusplantages zo ver het oog reikt. Iedereen is in de weer met sinaasappels: de mooiste, grootste en rondste exemplaren gaan snel op transport naar Europa, de kleinste, zoetste en sappigste houden ze voor zichzelf. Om op te eten uit het vuistje, uit te persen tot sap of te verwerken tot likeur, marmelade, thee en zoete toetjes. De oranjebloesem verwordt dan weer tot parfum, honing, salades en bruidsboeketten.
Rond Burriana kun je op sinaasappelexcursie: een paar uur plukken, dan een met sinaasappels in elkaar gekokkerelde picknicklunch en een bezoek aan ’s werelds enige sinaasappelmuseum – leuk is daar de uitbundige collectie van oude sinaasappelkistjes, vintage-posters en sierlijk bedrukte vloeipapiertjes waar in vroeger tijden de sinaasappels individueel in werden verpakt. Na een inspannende dag slaap je zacht in het sinaasappelhotel. Met sinaasappelspa – voor een scrub met sinaasappelschillen, pakking in pompelmoespuree, bad in bloedsinaasappelsap, facial met mandarijnenessence of een massage met sinaasappelolie. Word je vanzelf weer fris en fruitig.
Zacht verende wandelpaden
Achter de kust, citrusplantages en wijngaarden ligt de Maestrazgo, het dunstbevolkte gebied van Spanje met elf inwoners per vierkante kilometer. Het woeste bergachtige landschap ligt vol eeuwenoude dorpjes die grotendeels verlaten, maar door de geïsoleerde ligging goed geconserveerd zijn. Zeven van die gehuchten, samen bekend als La Tinença de Benifassà, vielen in de middeleeuwen onder het kartuizerklooster Santa Maria de Benifassà. Dat staat er nog steeds en is ook nog als zodanig in gebruik, maar wie het van binnen wil zien, moet slim plannen: alleen op donderdagmiddag van één tot drie doen de nonnen de kerk open.
De ‘hoofdstad’ van La Tinença de Benifassà is het toepasselijk genaamde La Pobla de Benifassà, met karakteristieke natuurstenen huisjes en een middeleeuws kerkje, pittoresk uitgespreid over een kalkstenen bergkam – een beetje Bob Ross weet er wel raad mee. ’s Winters is het ingesneeuwd en verlaten, ’s zomers komen Valencianen hier genieten van de stilte en frisse berglucht. Logeren kan er in precies één pension – luxe ho maar, maar wel lekker lokaal eten, romantiek ten top en wat een uitzicht.
Een wandelwalhalla is dit, met een dozijn bewegwijzerde routes, variërend van een paar uur onbekommerd kuieren tot meerdaags stevig doorstappen. Met steeds wisselende vergezichten die voeren langs bizar gevormde kalkstenen rotspartijen, diepe kloven en grotten met rotstekeningen van dorp naar dorp, of juist langs kristalheldere beekjes en ruisende watervallen over zacht verende paden door groene bossen met oerbeuken en steeneiken. Nachtegalen en pimpelmezen fluiten er vlijtig op los, boven je hoofd zweven valken en adelaars. Goede kans dat je een dag lang geen andere buitenlandse toerist tegenkomt.
Morella is het evenbeeld van Peñíscola, een van ’s werelds mooiste en best bewaarde fortdorpen, alleen dan niet aan zee maar in de bergen
Het kasteel van El Cid
Honderd haarspeldbochten verderop arriveer je in Morella – maar daarvoor heb je in een van die haarspeldbochten met gevaar voor eigen leven even een Kodak-fotomoment ingelast. Want ook dit dorp bekijk je het beste van afstand. Morella is het evenbeeld van Peñíscola, een van ’s werelds mooiste en best bewaarde fortdorpen, alleen dan niet aan zee maar in de bergen.
Voor lokale begrippen is Morella een metropool, met wel drieduizend inwoners en zowaar een winkelstraat, cafeetjes, restaurants en meer dan één hotel. Er is zelfs een museum, gewijd aan de Sexenni, een curieus festival dat hier sinds de middeleeuwen eens per zes jaar plaatsvindt. Maar bovenal is Morella een machtig mooi openluchtmuseum op duizend meter hoogte, omringd door tweeënhalve kilometer stadsmuur met plompe torens en gotische stadspoorten, met daarbinnen honderden tegen de berg opgestapelde witgekalkte huisjes met rode pannendaken, een kloeke basiliek die door de lokale bevolking is volgestouwd met klatergoud en, hoog boven alles uit torenend, het middeleeuwse kasteel van El Cid. Dat Morella nog niet op de Werelderfgoedlijst staat, kan alleen maar komen doordat de mensen van Unesco zitten te slapen.
Zo is er meer moois in het achterland van de Costa del Azahar. De Sierra Calderona is een natuurreservaat met kloosters en kastelen, bergtoppen tot duizend meter, bijzondere bomen als de kurkeik en dwergwaaierpalm, en bedreigde beesten als de genetkat en de pardellynx – ’s werelds zeldzaamste grote kat, waarvan er nog minder dan honderd over zijn.
Albufera is een nirwana voor tweehonderdvijftig soorten watervogels, van lachmeeuw en grote pieper tot gestreepte strandloper en steppevorkstaartplevier
Paella met kip en konijn
Vlakbij Valencia ligt een natuurgebied van een andere orde: Albufera, met stranden en zandduinen, een dennebomenbos en een zoetwaterlagune die dienstdoet als het nirwana voor watervogels – tweehonderdvijftig soorten liefst, van lachmeeuw en grote pieper tot gestreepte strandloper en steppevorkstaartplevier. Boottochtjes voeren over het spiegelgladde meer door een wirwar van rietkragen en langs schilderachtige vissershuisjes op kleine eilandjes.
Albufera is bekend in heel Spanje, niet vanwege het natuurschoon, maar omdat hier de rijst wordt verbouwd voor de enige echte paella valenciana – die is hier uitgevonden, alleen dan niet met vis en schaaldieren zoals wij ’m kennen, maar met kip en konijn. Het beroemde rijstgerecht smaakt nergens ter wereld beter dan in El Palmar, op een voormalig eiland midden in het meer. Kies een van de de rustieke restaurantjes aan de waterkant uit en smullen maar – verser wordt paella niet.
Ben je zo dichtbij, dan sla je hip Valencia niet over. Een decennium geleden was de stad volledig verzonken in de vergetelheid, maar toen bouwde Spanjes toparchitect en geboren Valenciaan Santiago Calatrava vijf spierwitte ufo’s. De Ciutat de les Arts i les Ciències, een mond vol maar om begrijpelijke reden toch nooit afgekort tot CAC, biedt onderdak aan een wetenschapsmuseum, een Imaxtheater, tropische tuin, dierentuin en de opera. Ineens stond Spanjes derde stad weer stevig op de kaart en kwamen de bezoekers bij bosjes.
Behalve futuristische architectuur heeft Valencia ook een mooie oude binnenstad, een monumentale gotische zijdebeurs en een kilometerslang goudgeel zandstrand
Poppen in een nonnenklooster
Terecht, want behalve futuristische architectuur heeft Valencia ook een mooie oude binnenstad, omgetoverd van probleemwijk tot hippe uitgaansbuurt, een monumentale gotische zijdebeurs op de Werelderfgoedlijst, een Eixample vol modernistische architectuur en een kilometerslang goudgeel zandstrand met bijna alle dagen zonneschijn. Maar dé verrassing van Valencia is het assortiment aan musea, van groots en prestigieus tot klein en curieus.
Van het Museu Setmana Santa Marinera en het Casa de les Roques met de fenomenale praalwagens van de religieuze feesten Semana Santa en Corpus Christi, via het Museu de l’Arròs in een gerestaureerde rijstmolen en het stierenvechtmuseum in het monumentale Plaza de Toros, tot de sfeervolle huismusea van Valenciaanse volkshelden als schilder Josep Benlliure en schrijver Blasco Ibáñez – je kunt het zo gek niet bedenken of er is hier een museum voor, en stuk voor stuk zijn ze saai noch stoffig.
Eén museum, in een voormalig nonnenklooster, mag niemand missen. Tijdens de Fallas, het volksfeest waar Valencianen het hele jaar naartoe leven, staan de stadspleinen vol met reuzenpoppen van papier-maché. Als offer aan de lokale beschermheilige gaan die uiteindelijk in vlammen op – maar eerst kiest een jury van voorname Valencianen uit de honderden poppen de allermooiste. Die wordt gered uit de vuurzee en krijgt een plek in het museum. Met al die ninots van 1938 tot nu bij elkaar, is het Museu Faller Valencia’s karakteristiekste museum.
Museumhoppen houdt je in Valencia zomaar dagen zoet. En dan zijn er nog de langgerekte zandstranden, pittoreske vestingstadjes, uitgestrekte natuurreservaten, tientallen wandelpaden en het bergachtige achterland van de Oranjebloesemkust. Knappe kop die géén tijd te kort komt aan Spanjes onbekendste costa. «