Een betere reisgids voor Madrid dan superregisseur Almodóvar is ondenkbaar – al zijn films werden grotendeels of geheel gedraaid in de wervelende Spaanse metropool. Van de rumoerige Rastro tot de allerberoemdste cocktailbar: op pad met Pedro.
New York is van Woody Allen, Berlijn van Wim Wenders en Rome van Fellini – maar Madrid heeft Pedro Almodóvar. De met Oscars, Goya’s en een Gouden Palm bekroonde regisseur maakte meeslepende meesterwerken als Todo sobre mi madre en Volver en schoot Spaanse sterren als Antonio Banderas en Penelope Cruz naar Hollywoodfaam.
Madrid speelt een onmisbare bijrol in bijna al zijn films. Van de hysterische hoertjes in het Chueca van de roerige jaren 80 tot de gelikte cocktailbars vol hooggehakte cliëntèle anno 2009: Almodóvar is meegegroeid met zijn stad – ouder en wijzer geworden, maar ook rustiger en rijker. Eén ding is niet veranderd: ook nu portretteert Almodóvar zijn Madrid met liefde en trots als een van de levendigste en creatiefste hoofdsteden van Europa.
Eind augustus gaat Almodóvars nieuwste film in Nederland in première: Los abrazos rotos, een tranentrekkend melodrama in film-noir-stijl over een gevierde filmregisseur die blind wordt na een nachtelijk auto-ongeluk. Deels gedraaid op Lanzarote, maar vooral in Madrid. AvantGarde ging op veldonderzoek en bezocht de leukste plekken uit het oeuvre van Almodóvar. Dit dozijn Madrileense locaties staat garant voor een enerverend weekendje filmtoerisme.
Wondertaarten op de Rastro
Zestien jaar was Pedro Almodóvar toen hij vanuit kleingeestig Cáceres vertrok naar mondain Madrid. Het was zeven jaar voor de dood van dictator Franco en de Movida Madrileña, de jonge Almodóvar maakte Super-8-filmpjes en bekostigde die hobby door tweedehands spullen te verkopen op Madrids beroemde vlooienmarkt, de Rastro. In elke film graaft Almodóvar zich wel autobio en dus is ook de Rastro te zien: in Laberinto de pasiones struinen een piepjonge Cecilia Roth en Antonio Banderas tussen de snuisterijen en in Entre tinieblas verkopen de lesbische nonnetjes er wondertaarten – gemaakt met het bloed van Jezus Christus.
Andalusië in Madrid
“Als je Graná niet hebt gezien, heb je niets gezien.” Aldus Abuela tegen haar kleinzoon en zijn vriendje, terwijl ze in ¿Qué he hecho yo para merecer esto!! samen aan een tafeltje schuiven onder een muurschildering van het Alhambra in Granada. De twee tieners gebruiken Taberna Alhambra om ‘hartstikke goed spul uit Amsterdam’ te verhandelen en Abuela om te gokken – volgens haar ‘het enige leuke aan Madrid’. Aan de antieke tapasbar uit 1929 is een kwart eeuw later niets veranderd: de muurschildering met gemetselde Moorse boogjes is er nog, de Andalusische azulejos zijn even kleurig en zelfs de gokkast is niet verschoven.
Van hoerenwijk tot homomekka
Chueca was ooit het domein van hoeren en junkies, zoals te zien is in ¡Átame! tijdens Ricky’s nachtelijke speurtocht naar drugs voor Marina. Nu is het er leuker, want onder aanvoering van nachtburgemeester Almodóvar schopte Chueca het tot hippe homowijk tjokvol winkeltjes, terrassen, restaurants en bars. Zoals de honderdvijfitg jaar oude tapasbar Bocaíto, volgens Almodóvar ‘een van de beste antidepressiva die ik ken’. Vlakbij is La Bardemcilla, het restaurant van Javier Bardem die in drie Almodóvar-films speelde, en in La Vía Láctea, het kloppend hart van de movida, heeft de voltallige cast uit Almodóvars oeuvre wel eens doorgehaald.
Lydia’s laatste verkleedpartij
De Plaza de Toros de Las Ventas flitst langs in ¡Átame! in een commercial op televisie. Spanjes grootste stierenvechtarena in monumentale mudejarstijl, waar alleen de dapperste matadors hun kunsten mogen vertonen, is uitgebreider te zien in Hable con ella, maar dan van binnen. In de catacomben wordt Lydia ritueel in haar pak gehesen – roze sokken, goudgeborduurde broek, stijve jas – voor haar laatste corrida, waarbij ze door toedoen van vijfhonderd kilo stier als comateus kasplantje in de privé-kliniek van Benigno belandt. Dagelijks zijn er rondleidingen in de arena, maar een blik in de bewuste kleedkamer zit er niet in.
Dansen op Plaza Mayor
Het Madrid van Almodóvar is niet bepaald het Madrid van de toeristendrommen. Liever laat hij het Madrid van de Madrilenen zien: onbekende wijken, stille steegjes, een verstopt barretje hier, een verborgen pleintje daar. Plaza Mayor is de uitzondering op die regel – en het decor voor de ontroerendste scène van La flor de mi secreto. Na een flamencovoorstelling tapdanst journalist Ángel voor schrijfster Leo op het uitgestorven plein een gat in de nacht. Wat in werkelijkheid natuurlijk niet kan, want Madrid, laat staan Plaza Mayor, is zelfs in het holst van de nacht nog niet stil.
Het dodemansviaduct
“Zou je mij dood willen zien?” “Ja. En ik zou willen dat jij mij dood zag.” Matador is met stip Almodóvars meest morbide film. Vandaar dat hij het drieëntwintig meter hoge Viaducto de Bailén opvoert als metafoor voor dood en verderf; dat is in Madrid dé plek waar zelfmoordenaars een wisse dood tegemoet sprongen. Tegenwoordig is de betonnen boogbrug, naar een ontwerp van de architect van het aanpalende koninklijk paleis, met gepantserd glas van de gapende diepte afgeschermd. Springen kan niet meer, bij zonsondergang genieten van een wonderschoon uitzicht op de kathedraal, het paleis, Madrid en de sierra, zoals Diego en María deden, gaat nog wél.
De krimpende minnaar
Amante menguante heet de film-in-de-film in Hable con ella – tegelijk een hilarische slapstick en een schrijnende sleutelscène. Benigno ziet ’m in Cine Doré, Madrids oudste, schattigste en, met kaartjes van 2,50 euro, goedkoopste bios. Achter de vermiljoenrode façade vol art-deco-krullen en -tierelantijnen vertoont de Filmoteca Española klassiekers in de oorspronkelijke taal met Spaanse ondertiteling en stomme films met pianobegeleiding. In zaal 1 zit je het mooist; die is teruggebracht in de originele staat. Er zijn een fijne boekwinkel en café, en in de zomer gaat zaal 3 open: op het dak onder de sterrenhemel.
Het Père Lachaise van Madrid
In Kika schiet ‘de Portugees’ zijn vrouw dood op de monumentale Almudenabegraafplaats, en in Carne trémula rust Victors moeder er in een nicho, op een paar meter van het praalgraf van Elena’s vader. Het filmscript beschrijft de sociale scheiding: “Slechts een asfaltpad scheidt de schamele gat-in-de-muur-graven van de elegante zone van de begraafplaats.” Opgetrokken in 1876 in neo-mudéjarstijl is het Europa’s grootste begraafplaats, waar je uren dwaalt tussen de graven van beroemde dode Madrilenen als acteur Rafael Bardem (opa van Javier Bardem) en Lola en Antonio Flores (moeder en broer van Rosario Flores).
Kring van Schone Kunsten
Circulo de Bellas Artes opende in 1926 als besloten cultuurcentrum, maar een paar jaar geleden zwaaiden de deuren wagenwijd open voor het grote publiek. Op de begane grond is een chic café, dat de locals vanwege de enorme ramen La Peceranoemen, het aquarium – je kunt er prima lunchen en ’s avonds zijn er tapas tussen de pilaren, beelden, spiegels en kroonluchters. Achter zo’n groot raam bespreekt Nicholas met Andrea zijn script in Kika, en in Todo sobre mi madre wordt Esteban hier na een voorstelling van Tramlijn Begeerte voor de ogen van zijn moeder op straat doodgereden.
Terrasjes onder de platanen
Schrijfster Leo in La flor de mi secreto woont aan Plaza de la Paja, ooit hét handelscentrum van de stad, nu een verscholen vredig pleintje met terrasjes onder de platanen – prima plek voor een koffie-cognac à la Leo. Hier staat ook de Capilla del Obispo uit 1523, de enig overgebleven gotische kerk van Madrid, waar ooit de beenderen werden bewaard van Madrids beschermheilige, San Isidro. Vóór de kapel ligt Plaza Puerta de Moros, met de granieten fontein waar een zwerver voor vijfduizend peseta’s tijdens een stortbui een vergeefse poging doet om Leo’s laarzen uit te trekken.
‘Kijk, Victor: Madrid!’
Het is 1970, de noodtoestand is uitgeroepen in Spanje en Penelope Cruz bevalt zwetend in een stadsbus. Pensionhoudster doña Centro is verrukt: “Kon je niet wachten, rotjong? Wou je zo graag Madrid zien? Nou, je bent er. Kijk Victor, Madrid!” Ze houdt de kersverse baby omhoog, hij ziet de Madrileense nacht en de feëriek verlichte Puerta de Alcalá, een icoon van Madrid, en wij zien de begintitels van Carne trémula. Misschien wel de mooiste openingsscène uit Almodóvars oeuvre. Aan hetzelfde plein ligt Madrids fijnste stadspark, El Retiro. Daar werd geen film gedraaid, maar Almodóvar woont vlakbij en komt er graag.