Middeleeuwse sprookjeskastelen, koninklijke kloosters en vorstelijke paleizen op fantastische plekken: de parador is het paradijs. Viva España maakt een grand tour van de Pyreneeën naar Tenerife langs louter vijfsterrenattracties. Heel Spanje door, van parador tot parador.
Stille idylle aan de Costa Brava
Niet élke parador huist in een monumentaal pand. Die van Aiguablava is een modern monster, maar staat op een dróómlocatie: een geheim plekje aan de Costa Brava, middenin een pijnbomenbos op een klif die parmantig de Mediterráneo in prikt. Geniet van het verpletterende panorama of smikkel op het strand van zee-egel, slakken en kreeft. Eropuit naar pittoreske bergdorpen met kronkelige straatjes, middeleeuwse kasteelruïnes en fiere fortkerkjes of de paden op voor een wandeling langs de rotskust. Per boot bereik je de Illes Medes, een kleine eilandenarchipel waar 1300 beestjes wonen, van sardientjes en stervissen tot dolfijnen en haaien. Deze stille idylle aan de Costa Brava is een relaxed begin van een weekje of wat paradorhoppen.
Pracht en praal van de Pyreneeën
Aan de voet van de Monte Perdido, de drie kilometer hoge ‘verloren berg’ in het nationale park Ordesa, staat een puike parador in de stijl van een Pyreneeserefugio. De Parador de Bielsa is volgens goede Pyreneese tradities voorzien van dikke muren, balkenplafonds en houten lambriseringen. Chef José Antonio Bernad Gistau tovert de hoogtepunten van de Aragonese keuken uit zijn koksmuts: everzwijn van het spit, versgevangen rivierforel en toetjes om je vingers bij af te likken. De perfecte plek voor een frisse neus, met wandelingen door de riviervallei langs de kraakheldere Cinca, door het park dat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco staat – wel oppassen voor bruine beren – of kriskras de provincie door langs Romaanse routes.
Het hemelbed van de nobele koning
Metersdikke muren, goudgelen kantelen en torens, sierlijke bogen met gebrandschilderde ramen en kamers vol wandtapijten, smeedijzer en hemelbedden. Het 15e-eeuwse kasteel van de Navarrese koningen komt zó uit een sprookjesboek. Het is dé topattractie van Olite, waarvan de parador één vleugel beslaat. In het pittoreske dorp is weinig anders te doen dan dwalen door middeleeuwse kronkelsteegjes, tapas eten op een terras en slobberen van de uitstekende lokale wijn. En dan op naar Pamplona, een levend openluchtmuseum met kloeke kathedraal, stokoude stadsmuren en de ruïne van een 16e-eeuwse citadel, omringd door een park met uitzicht op de stad.
El Cid was hier
In het vlakke land van Guadalajara zie je het Castillo de Sigüenza al van heinde en verre. Deze parador kent geen kinderachtige geschiedenis: de 5e-eeuwse Romeinse burcht werd in 712 overgenomen door de Moren, in 1123 veroverd door El Cid en tijdens de Burgeroorlog gereduceerd tot ruïne. Een verbouwing van twaalf jaar toverde het kasteel om in een luxehotel met harnassen in de gangen, een prettige patio en een hotelkapel uit de 12e eeuw. In het roze stadje Sigüenza staat de tijd stil. Hoogtepunt is de kathedraal aan het Plaza Mayor met het praalgraf van El Doncel, een protégé van Isabel la Católica, en de Annunciatie van El Greco.
Chinchón geurt naar anijs
Pal naast een van ’s lands mooiste Plazas Mayores staat een 17e-eeuws augustijnenklooster dat nu onderdak verschaft aan verwende nesten. Goya verbleef enige tijd in Chinchón en liet de Iglesia de la Asunción een paneel na: de Hemelvaart van Maria. Het plezante stadje is beroemd in Spanje als hoofdstad van de anís – het anijsdrankje met een alcoholpercentage tot 74 procent. Vlakbij zijn Aranjuez met het Palacio Real, het antwoord van de Bourbons op Versailles, El Escorial met het magnifieke klooster, El Valle de los Caídos met het mausoleum van Franco, en El Pardo met het woonpaleis van de dictator. Ook leuk: een weekendje Madrid, met Goya’s De Gravin van Chinchón in het Prado.
Voorheen hoofdstad van La Mancha
In Almagro waait de geschiedenis door de straten: eerst kwamen de Romeinen, toen de Visigoten en de Arabieren, later zetelde de Orde van Calatrava hier en werd het de hoofdstad van La Mancha. De vroegere rijkdom is af te lezen aan het Plaza Mayor en alle monumenten, waaronder de parador in het franciscanenklooster uit 1612. Ooit gaven de vrome bewoners zich over aan gebed en monnikenwerk, nu wordt er smakelijk gesmuld van berenjena (met dé lokale lekkernij: aubergines) en Tarta Franciscana. In de kloostertuin is het relaxen aan het zwembad en dromen doet u in de voormalige monnikencellen. Vanuit Almagro maak je uitstapjes naar Ciudad Real, nationaal park Tablas de Daimiel of langs de Ridderroute.
Pronkduo van de Renaissance
Aan Spanjes statigste plein huist de parador in een zwierig renaissancepaleis van architect Andrés de Vandelvira. Hij bouwde in Úbeda’s hoogtij ongeveer in z’n eentje de hele binnenstad vol, plus die van Baeza. Beide honingkleurige stadjes staan als renaissancistisch duo genoteerd op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Het pronkstuk van de parador is de patio, waar lokale lekkernijen op tafel komen: pepers gevuld met patrijs, ossenstaart in rodewijnsaus en een stoofpotje van geitenvlees. Eropuit naar de nationale parken Cazorla en Segura met lodderige dorpen, Moorse kastelen, riviervalleien en een overdaad aan fauna: van vogels en vlinders tot Spaanse berggeiten, herten en wilde zwijnen.
Spectaculairste parador van Spanje
Het 13e-eeuwse Castillo de Santa Catalina is de spectaculairste parador van Spanje. Hoog boven het oranje landschap en met uitzicht op provinciehoofdstad Jaén, is het een fier Moors bastion met vierkante torens, boogjes, poortjes en metersdikke muren die de Andalusische smoorhitte buiten houden. Het restaurant serveert fris en gezond: ajoblanco, koude witte knoflooksoep, pipirrana, tomatenkomkommersalade, en espinacas jienenses, spinazie op z’n Jaéns. De topattractie van Jaén is de hamam, die oorspronkelijk deel uitmaakte van een 11e-eeuws Moors paleis, waar na de Reconquista pardoes het Palacio de Villardompardo overheen werd gebouwd. Piekfijn gerestaureerd is het nu Spanjes grootste Moorse badhuis. Badderen kan er niet meer, daarvoor kun je op het dak van je parador terecht in het zwembad.
Logeren in het Alhambra
Toeristen uit de wijde wereld komen naar Granada voor het fameuze fortpaleis van de sultans van Nasrid, heersers over het laatste Moorse koninkrijk van Spanje: het Alhambra. Fernando en Isabel sloopten de moskee eruit, kleinzoon Karel V gooide een vleugel plat om een renaissancepaleis te bouwen, Napoleons leger reduceerde het Alhambra tot ruïne en toch bleef een kolossaal complex over van paleizen, poorten, kloosters, kapellen, torens en tuinen. Decennialang stond het leeg, totdat Washington Irving er een bestseller schreef. Prompt verklaarde de Spaanse regering het Alhambra tot nationaal monument en de Unesco volgde met een stipnotering op de Werelderfgoedlijst. Maar het leukste van alles: je kunt er blijven slapen. Je logeerbed staat in het 15e-eeuwse Monasterio de San Francisco, middenin de sprookjesachtige paleistuin. Beste boek voor het slapengaan: Irvings romantischeVerhalen van het Alhambra.
Zwembad op het randje van Ronda
Balancerend op het randje van de Tajo, een 130 meter diepe rozerode rotskloof, huist de parador in het voormalige stadhuis uit 1761 – vanuit het zwembad kijk je zo de gapende diepte in. Miguel de Cervantes, Goya en Ernest Hemingway bivakkeerden hier, tegenwoordig wordt Ronda platgelopen door dagjesmensen van de Costa del Sol. Het aanbod aan topattracties is overweldigend: van de Puente Viejo uit 1616 tot de Ciudad met zijn Moorse stratenpatroon en hamam. Verplicht nummer is de Plaza de Toros, waar Goya heel wat doeken volschilderde met bloederige taferelen. Dagtochtjes voeren naar de Andalusische witte dorpen, prehistorische muurschilderingen in de Cueva de la Pileta en Romeinse restanten in Ronda la Vieja.
Smullen in sherryland
De parador van Arcos de la Frontera deelt het mooiste plein met de kasteelmuren en de in mudejarstijl opgetrokken Santa María de la Asunción. Dit voormalige privé-paleis is een mengelmoes van Moorse en Andalusische architectuur metazulejos, plavuizenvloeren en plezierige patio. Vanaf het terras heb je een weids panorama op de witgekalkte huisjes en zandstenen kerkjes van het boven de Río Guadalete verheven dorp. Slenteren door de casco antiguo is al bevredigend, maar tripjes zijn er ook: doe de wijngaardenroute, ga sherryproeven in Jerez of een middagje zonnebakken op een zandstrandje aan de rivier. Terug in de parador smul je van het menú degustación – elf gangen lang.
Vakantie op een vulkaan
Op het ‘eiland van de eeuwige lente’ staat de Parador de Cañadas del Teide: in een vulkaankrater op grote hoogte, met verbluffend uitzicht op Tenerife en de omringende Canarische eilanden. Een modern maar stijlvol gebouw en de énige herberg in het nationale park rond de Teide, met 3718 meter het hoogste punt van Spanje. Een trektocht naar de top van de vulkaan is dan ook het populairste uitje. Het stille noorden van Tenerife is hiervandaan te verkennen en per ferry hop je naar de andere eilanden. Blaas uit van een stevig potje paradorhoppen met een paar luie dagen op het strand.