Zeg ‘Zweeds eten’ en je denkt aan de kolderieke kok uit de Muppet Show. Mís, ontdekt reisjournalist Sander Groen in Stockholm: de Zweden zijn fanatieke culi’s.
Vrijdag
Hödi-brödi-knäckebrödi… nee, zo praat de échte Zweedse chef niet. Met Matthias Dahlgren valt niet te spotten – hij heeft een Bocuse d’Or op zijn schort en won het laatste wereldkampioenschap voor topkoks. Piepklein Stockholm telt zeven Michelin-sterrenrestaurants en de Zweden zijn heuse culi’s. Chefs zijn superhelden met eigen tv-shows en glossy koffietafelboeken vol recepten. Nergens ter wereld worden méér kookboeken verkocht dan in Zweden. In grote stapels liggen die bij NK, de Stockholmse Bijenkorf: koken met wodka, het grote rendierkookboek, álle recepten van álle Nobelbanketten of honderd bladzijden vol biologische toetjes. Alle ingrediënten vind je in Östermalms Saluhall, de chicste markt van Stockholm. Het neusje van de zalm, bieflapjes van eland, bleke kaasjes en mooie broden. Voor een krop sla betaal je zomaar vijf euro. Heb je wel de mooiste krop van de hele wereld.
Zaterdag
De Zweden hebben hun keuken herontdekt, maar ze eten net zo vaak uit als thuis. Stockholm staat bol van de restaurants waar de Michelinsterren van de hemel worden gekookt. F12 heeft net een make-over gehad, waarvoor chef Melker Andersson de wereld over reisde. Die exotische inspiratie mikt hij in de pan met de beste Zweedse ingrediënten. Wel even een paar maanden van tevoren reserveren om zijn fusion à la Svenska te proeven. Wij lunchen bij het toegankelijke zusje van de legendarische Operakällaren: Café Opera. Het bladgouden interieur uit 1895 is opgehipt met gekleurd licht, retromeubilair en loungedeuntjes, maar op tafel komt degelijke Zweedse husmanskost: gehaktballetjes met aardappelpuree en lingon, de kleine rode bosbesjes waar de Zweden zo dol op zijn.
Zondag
Semla, een bladerdeegbol met amandelspijs en slagroom, is het archetypische Zweedse gebak. Zweden zijn verzot op zoetigheid. Brunchen doen we tussen de locals bij Vete-Katten, een heerlijk ouderwets fika (gebakjescafé) uit 1928. Likkebaarden bij Chokladfabriken bij de aanblik van hun ‘wilde bonbons’ met 68% cacao – niet van een plantage, maar geplukt in de woeste natuur – en een mok donkere warme chocomel. De rest van de middag neuzen we met koffie en een opperbest broodje in de honderden kookboeken van The Cookbook Café – allemaal te koop, maar lustig bladeren mag ook. Net voor sluitingstijd rennen we binnen bij het wijn- en drankmuseum, waar net een tentoonstelling gaande is over de Zweedse eetcultuur van vroeger tot nu. Tien kilo aangekomen, maar een memorabele smulpartij rijker.