De Maya’s waren ’s werelds meest ontwikkelde volk, met een driehoekig rijk vol paleizen en piramides. Reis mee langs de mooiste ruïnesteden – alle zeven anders, maar stuk voor stuk majestueus, mysterieus en meeslepend.
1. Chichén Itza
Het Nieuwe Wereldwonder
Niet Paaseiland, Stonehenge of de Chinese Muur schopte het tot de Zeven Nieuwe Wereldwonderen, maar de Tempel van Kukulcán in Mexico. Valt het woord ‘Mayarijk’, dan verschijnt deze piramide subiet op het netvlies. Het grijswitte gevaarte is dertig meter hoog en telt precies 365 treden naar de tempel op de top – want zoveel dagen in het jaar telde óók de kalender van de Maya’s.
Een hoogontwikkeld volk waren ze, die Maya’s; vlijtig in de weer met kunst en ambacht, handel en wetenschap. Vooral in wiskunde en astronomie waren ze bekwaam – zo waren het de Maya’s die het getal nul uitvonden. Zonder rekenmachines of computers bekonkelden de knappe knoppen het wonderlijke fenomeen dat hier twee dagen per jaar optreedt: tijdens de lente- en herfstequinox vallen zon en schaduw zó op de piramide dat het lijkt alsof er een slang van de trap kronkelt.
Die slang zie je in Chichén Itzá ook op andere dagen overal – het was Topiltzin Quetzalcoatl ofwel ‘Gevederde Slang’ die rond de vorige millenniumwisseling heerste over het Mayarijk en later als Kukulcán werd vereerd als Mayagod. Hij bouwde Chichén Itzá uit tot de glorieuze hoofstad met een markt, heilige waterbron, balspeelveld, badhuis, offerplaats en klooster, een sterrenwacht in de vorm van een slakkenhuis en talrijke tempels en paleizen – de een nog uitbundiger gedecoreerd dan de ander, met hiërogliefen en gebeeldhouwde dieren en goden, waaronder de alomtegenwoordige regengod Chac met z’n kromme snuit. Trek daar maar een volle dag voor uit.
Tip: Van alle Mayasteden is Chichén Itzá de beroemdste en drukste. Kom vroeg – om acht uur zwaait het hek open – of beter nog: blijf een nachtje logeren in een van de hotels pal naast de ingang.
2. Uxmal
Tempels en tovenaars
Ook in Uxmal steelt één buitenproportionele piramide de show: de Tempel van de Tovenaar, volgens de mythe in één nacht gebouwd door een magische dwerg. De Maya’s waren wel van de mystiek, maar het blijft een raar verhaal, vooral omdat het niet één tempel is, maar vijf bovenop elkaar gestapelde tempels. De piramide is dertig meter hoog, duizelingwekkend steil en de traptreden zijn zo smal dat je er zelfs maatje 37 niet fatsoenlijk op kwijt kunt. Met enige regelmaat kukelden toeristen hier naar beneden met fatale gevolgen. Daarom mag de tempel niet meer worden beklommen, maar de Grote Piramide (nog) wél. Boven is er een meeslepend uitzicht op de ruïnes en op Puuc, het enige heuvellandschap van Yucatán.
Net als Chichén Itzá bloeide Uxmal op aan het einde van de Klassieke Periode, toen zuidelijker gelegen Mayasteden als Tikal en Copán juist leegliepen. Uxmal is kleiner dan Chichén Itzá, maar wel nog uitbundiger gedecoreerd. Het Nonnenplein is omgeven door gevels vol religieuze symboliek en het Gouverneurspaleis werd door John Lloyd Stephens (zie ‘Het Mayarijk voor Dummies’) in grandeur vergeleken met de pronkstukken van de Romeinen, Grieken en Egyptenaren. Je kijkt je ogen uit.
Van alle Mayasteden is Uxmal met stip de meest aangeharkte: alle stenen staan op elkaar, de gebeeldhouwde goden zijn puntgaaf en elk grassprietje is gemillimeterd – het doet haast Disneyaans aan. Archeologen staan niet te juichen, maar de bezoeker krijgt een aardig inkijkje in het leven en geloof van de Maya’s – in andere Mayasteden vergt dat meer fantasie.
Tip: Temidden van de sisalplantages wemelt het van de koloniale hacienda’s die soms zijn verbouwd tot restaurant, museum of hotel – het meest luxueuze logeeradres is Hacienda Temozón (www.haciendasmexico.com).
3. Palenque
Ruïnes in het regenwoud
“Curieus en elegant, uniek in stijl, exceptioneel en van een ontroerende schoonheid,” schreef Stephens halverwege de 19e eeuw naar huis over de ‘verloren stad’ Palenque. Van het trio beroemde Mexicaanse Mayasteden is dit de bekoorlijkste. Niks geen geasfalteerde wandelpaden, vlakke kaktuslandschappen of overenthousiaste restauraties, maar een verrukkelijke wildernis vol eeuwenoude kapokbomen en bedreigde beestjes. Maak een wandelingetje door het regenwoud om te zien waar die bizarre geluiden vandaan komen – klinkt als een kudde krolse olifanten, maar het zijn rumoerige brulapen.
Veel ruïnes zijn stevig vergroeid met de jungle, zoals de Tempel van de Inscripties, waar je meteen na de kassa tegenaan loopt. Binnenin bevindt zich de tombe van Pacal de Grote, 7e-eeuwse heer en meester over het Mayarijk. De delicate reliëfs van de kalkstenen tombe hadden danig te leiden onder de stortvloed toeristen die het allermooiste Mayagraf wilden zien. Dat kan nu niet meer, maar in het museum staat een replica. Het architectonische topstuk van Palenque is het Paleis – dat geen paleis was, maar een werk- en wooncomplex met een markante vierkante toren, waarvan niemand weet waarvoor hij diende.
Via een bruggetje over een kabbelend riviertje kom je bij de Grupo de la Cruz met meer tempels met meer kunstige hiërogliefen. Beklim de kleine piramide – voor de verandering een makkie – en je krijgt een panorama voor je kiezen dat zo uit een Kuifje-boek lijkt te komen: de Zonnetempel voorop met z’n decoratieve dakkam, daarachter de Tempel van de Inscripties en het Paleis, en 360 graden rondom ongerept regenwoud.
Tip: Palenque is te doen in een halve dag, maar trek er liever een etmaal voor uit en logeer in een basale maar comfortabele cabaña (zie onder) midden in het regenwoud.
4. Copán
De kunststad van Achttien-Konijn
Met buurlanden Nicaragua en El Salvador heeft Honduras gemeen dat het geen populair vakantieland is. De reden ligt voor de hand: het is er niet pluis. Maar de westpunt van het land, net over de grens met Guatemala, is wél veilig te bereizen. Dat is het mooiste hoekje van Honduras, met een vruchtbare vallei vol groene tabaksplantages, tropisch regenwoud, slapende vulkanen en borrelende warmwaterbronnen. Hét hoogtepunt van Honduras is Copán, de culturele hoofdstad van het Mayarijk, waar de Mayakunst haar apotheose bereikte.
Hier geen hoogbouw; ditmaal wilden de Maya’s niet pronken met formaat, maar des te meer met kunstzinnig vakmanschap. Knappe toerist die hier ook maar een vierkante centimeter onbewerkte steen weet te vinden. Verantwoordelijk voor al die opsmuk was Achttien-Konijn, de dertiende koning van Copán die, voordat hij in 738 werd onthoofd, ongebreideld zijn eigen bouwlust bevredigde. Bijvoorbeeld met de wereldberoemde hiëroglyfentrap: 72 treden met meer dan tweeduizend hiëroglyfen, die gedetailleerd de geschiedenis van Copán beschrijven. Er is geen Mayastad waarvan we meer weten, dankzij dit stenen geschiedenisboek.
Wereldberoemd zijn ook de talloze stèles, ofwel stenen pilaren met gebeeldhouwde afbeeldingen van belangrijke gebeurtenissen, heersers of goden. Die stèles zijn zo’n beetje overal in het Mayarijk te bewonderen, maar in Copán zijn ze anders. Geen vlakreliëfs maar hoogreliëfs, waarbij de figuren driedimensionaal werden losgemaakt van de achtergrond, zodat de koning niet ín maar óp de steen werd afgebeeld. Achttien-Konijn had een leger beeldhouwers in dienst om die manshoge meesterwerken te maken. Copán is klein maar fijn.
Tip: Beste plek om te overnachten is het plezierige en veilige dorp Copán Ruinas. Naar de ruïnes is het twintig minuten wandelen, of pak voor een habbekrats een van de talloze tuktuks.
5. Tikal
Neusbeertjes, brulapen en stèles
Toekans, papegaaien en kolibries fladderen vrolijk om je oren, door het struikgewas ruisen capibara’s, agoeti’s en neusbeertjes en in de kapok-, ceder- en mahoniebomen slingeren slingerapen en brullen brulapen. Poema’s en jaguars wonen hier ook, maar die vertonen zich net zo min als de quetzal, Guatemala’s nationale vogel. De Petén, het uitgestrekte tropisch regenwoud in het noorden van Guatemala, ingeklemd tussen Mexico en Belize, is het hart van het oude Mayarijk.
Hier ligt de grootste van alle beroemde ruïnesteden. Tikal werd vier eeuwen voor Christus gesticht, geregeerd door Mayakoningen met fraaie namen als Groene Krokodil, Kromme Snuit en Ah Cacao, en pakweg een millennium geleden weer verlaten. Al wandelend door het oerwoud kom je vanzelf het ene na het andere mysterieuze bouwwerk tegen: de gevangenis, woningen, balspeelplaatsen, paleizen, tempels met tombes en kunstig gedecoreerde stèles.
Tikal, ook wel het ‘Manhattan van de Mayasteden’ genoemd, werd bewoond door minstens honderdduizend Maya’s en telt zo’n drieduizend gebouwen, waarvan nog maar een deel is uitgegraven. Zie je een met bomen en struiken overgroeide berg, dan is het geen berg maar een tempel. Allemaal leuk en mooi, maar het gaat de bezoekers hier maar om één ding: de tot zeventig meter (!) hoge piramides. Geen hoogtevrees? Klauter dan over een stenen trap met onhandig grote treden loodrecht omhoog en je kijkt uit over het bladerdak van de jungle waar hier en daar een piramide bovenuit piept. Het uitzicht van je leven.
Tip: Tikal ligt midden in de dunbevolkte provincie Petén. Dichtstbijzijnde plaats is Flores, een ontspannen stadje op een pittoresk eiland in het Meer van Petén Itzá, met prima restaurants en hotels – puike plek om een paar dagen te blijven plakken.
6. Caracol
De grote onbereikbare
Belize is het voormalig Britse en nog altijd Engelstalige buitenbeentje van Midden-Amerika. Behalve relaxte Caribische koraaleilanden en ’s werelds langste barrièrerif na dat van Australië, is hier ook een dik dozijn Mayasteden te vinden. Caracol is met stip de grootste: hier woonden ooit zo’n 150 duizend Maya’s – de helft van het huidige inwonertal van heel Belize. En na vijftien eeuwen is het imposante Hemelpaleis met 43 meter nog altijd het hoogste gebouw van het land.
Caracol en Tikal, de twee grootste steden van het Mayarijk, waren aartsrivalen. Heer Water, de krijgslustige koning van Caracol, veroverde Tikal in 562 en veegde de stad zo ongeveer van de kaart. Caracol was groter, drukker en welvarender dan Tikal. Toch wordt Tikal nu platgelopen en Caracol nagenoeg genegeerd. De Mayastad is goed verstopt in het wilde westen van Belize, diep in de dikke jungle van het Mayagebergte en alleen bereikbaar in het droge seizoen over een onverharde weg. Drie uur hobbeldebobbelen in een 4×4 – kost wat moeite, maar dan heb je ook een hele Mayastad zomaar voor jezelf.
Tip: De beste uitvalsbasis is San Ignacio, vlakbij de grens met Guatemala aan de snelweg naar Belize-Stad. Een kant-en-klare jeepexcursie naar Caracol kost zo’n 50 euro p.p. – wel even checken of lunch en (genoeg) water bij de prijs is inbegrepen.
7. Tulum
Mayastad met zeezicht
Tulum werd gebouwd in de 13e eeuw, aan het einde van de postklassieke periode, toen het Mayarijk op haar laatste benen liep. De tempels zijn relatief klein en lijken haastig in elkaar gekwakt. Toch is Tulum de moeite waard, vanwege de fenomenale ligging: dit is de enige Mayastad aan zee. Kan zo op een ansicht.
De verschillende gebouwen – van de toepasselijk genaamde Templo del Mar (Zeetempel) via El Castillo (Het Kasteel) tot de curieuze Templos Miniaturas, zeven minitempeltjes die waarschijnlijk als altaren of offerplaatsen dienden – staan dicht op elkaar op een kuststrook van nog geen vijfhonderd meter binnen fiere vestingmuren. In een stief uur heb je alles gezien. Erg is dat niet, want zo is er tijd over om in de handwarme en fluorescerend blauwe Caribische Zee te plonzen – aan de voet van de ruïnes ligt een aanlokkelijk baaitje met een mooi zandstrand. Zwemspullen mee dus.
Tip: Cancún en Playa del Carmen, de massatoeristische badplaatsen aan de Riviera Maya, zijn vlakbij – drukke boel dus in Tulum. Kom vroeg (vanaf acht uur) of laat (tot vijf uur).