Van de houten sprookjesbruggen van Luzern via torenhoge alpentoppen naar het zonnige zuiden: Sander Groen reist met de Wilhelm Tell Express van Duitstalige druilerigheid per boot en trein naar Italiaanse dolce vita.
“Het regent tenminste niet,” zegt de montere serveerster als ze me buiten op het achterdek mijn Milchkaffee brengt. Ze heeft de koffie nog niet neergezet of het begint te spetteren. Boven het smaragdgroene Vierwoudstrekenmeer schijnt de zon niet altijd, zo ook nu niet. Het uitzicht op de grazige weiden vol herkauwende koeien met klingelende koeienbellen en pittoreske dorpen met glimmend koperen kerktorenspitsen is grijs en grauw en de torenhoge toppen van de Pilatus en de Rigi verschuilen zich in de wolken.
De ruime buitendekken van de historische raderstoomboot Uri zijn uitgestorven. Binnen is het des te knusser; in het eersteklas-restaurant wordt gesmuld van streekgerechten als een ‘Watertorenpasteitje’ uit Luzern, waar we vandaan komen, of ravioli met ricotta uit Ticino, waar we naartoe gaan. Benedendeks verzamelt het publiek zich rond de opengewerkte, glimmend opgepoetste en woest pompende vuurrode stoommachine uit 1901. Pal ernaast legt een hoogbejaard groepje onverstoorbaar een kaartje. Kleine kinderen kijken met hun neuzen tegen de raampjes ademloos naar het water dat van de scheppende schoepenraderen af spat.
De kadans van de door het zacht ruisende water duwende schoepen werkt rustgevend. Bij een Urbräu-biertje zie ik in de mystieke mist oude luxehotels voorbijglijden met nostalgische namen als Hôtel du Lac, Bellevue en Beau Rivage. De kapitein trekt langdurig aan de stoomfluit. “Nächster Halt: Treib. Umsteigen zum Seelisberg.” Om de haverklap wordt er aangemeerd bij een pittoresk bootstationnetje, waar een postbus, kabelbaan of bergtreintje zorgt voor het verdere vervoer naar bergdorp, wandelpad of bergtop. Niet alleen binnen, ook buiten lijkt de tijd al honderd jaar stil te staan.
Het grote geslinger
De Wilhelm Tell Express is een van de Grote Panoramaroutes. Anders dan de Glacier Express, Golden Pass of Bernina Express is dit niet zomaar een mooie treinreis, maar een combinatie van boot en trein: vanuit Luzern in centraal Zwitserland opstomen over het Vierwoudstrekenmeer en dan per spoor over de alpen, dwars dóór het Gotthardmassief naar het Italiaanstalige Ticino, met als eindpunt naar keuze Locarno of Lugano – een tamelijk epische trip. Inschepen, achterover leunen en genieten maar.
Drie uur duurt de stoomboottocht en waar het meer ophoudt, vertrekt de trein voor nog twee uur panoramische reispret. Vanuit Flüelen gaat het door het dal van de Reuss immer gerade aus en in volle vaart, maar dat is maar even. Voorbij Erstfeld begint het grote geslinger; de 128 jaar oude Gotthardbahn is een van Europa’s bochtigste spoorlijnen. Binnen dertig kilometer wordt via bruggen, lussen en binnenbergse keertunnels ruim zeshonderd meter aan hoogte gewonnen. Het stralend witte kerkje van Wassen komt drie keer voorbij; eerst zie ik ’m aan de rechterkant van onderen, dan opnieuw rechts maar ditmaal op ooghoogte en tot slot links van bovenaf.
Het huzarenstuk van de spoorlijn, de Gotthardtunnel, volgt direct daarna. Alleen is er weinig van te zien; vijftien kilometer lang gaat het dwars door het Gotthardmassief en de trein rijdt twaalf minuten lang door het donker. Tien jaar werd er aan de tunnel gewerkt door ruim vijfduizend arbeiders, waarvan er 177 omkwamen door ongelukken met werktreinen, vallende rotsblokken en dynamiet. Mijn medepassagiers zijn niet onder de indruk en benutten het gebrek aan uitzicht om een tijdschrift te lezen, nagels te vijlen, een appeltje te schillen of een dutje te doen.
Buon giorno Ticino
“Prossima fermata: Airolo,” klinkt het als we de tunnel uitrijden. Werden de haltes eerder nog omgeroepen in het Duits, Frans en Engels, nu gebeurt dat in maar één taal, en wel in klinkend Italiaans. Mijn ogen moeten even wennen aan het daglicht. De verwarming kan uit en de zonnebril op, want we zijn in Ticino, het Italiaanstalige kanton in het warme zuiden van Zwitserland, waar de palmbomen wuiven en de zon altijd schijnt – een welkome afwisseling na de eerdere druilerigheid. Een Britse toerist is verrukt: “Look, it’s a whole different world!”
Andere passagiers worden na de Gotthardtunnel niet meer wakker. Zonde, want zo vlot als de trein vóór de ingang omhoog klom, zo rap duikelen we nu de diepte in. Dat gaat ook nu weer gepaard met bruggen en desoriënterende keertunnels en de hoge panoramaramen komen goed van pas; het uitzicht op het mediterraan aandoende heuvellandschap van kastanjes en vijgen, klaterende watervallen en groene wijngaarden verplaatst zich keer op keer van links naar rechts.
In Bellinzona moet worden gekozen, want de Wilhelm Tell Express heeft een dubbele eindbestemming: overstappen voor het Meer van Lugano of zitten blijven voor het Lago Maggiore. Ik doe het anders en stap uit, want anders vang ik vanuit de trein van Bellinzona’s drie beroemde burchten maar een glimp op. Locarno en Lugano komen later; beide zonovergoten steden, met elk hun eigen meer, zijn hier maar een kort treinritje vandaan. Slimme keus – voor hetzelfde geld incasseer ik zo een dubbele dosis dolce vita.