Hoogspanning en doodsangst in Seoul, de Zuid-Koreaanse hoofdstad op dertig kilometer van de Noord-Koreaanse grens, want er kan elk moment een kernbom vallen. Intussen gaat tussen de tempels en paleizen van de miljoenenstad het leven gewoon door.
Met militaire discipline marcheert een troep toeristen in een rechte rij dwars door het ‘Vrijheidshuis’ heen. Het bordes biedt een van nieuwsfoto’s bekend uitzicht op drie babyblauwe barakken. Ze staan precies op de grens, met één deur aan Zuid-Koreaanse zijde en één deur aan de kant van Noord-Korea. Binnenkijken is voor de bezoekers het hoogtepunt van hun dagtocht naar de zwaarst bewapende landsgrens ter wereld en de enige mogelijkheid om Noord-Koreaans grondgebied te betreden. En het fotomoment met een stoïcijns met gebalde vuisten in de houding staande Zuid-Koreaanse soldaat is mooi meegenomen.
Tussen Noord- en Zuid-Korea ligt een kilometersbreed niemandsland. Maar in de ‘Gedeelde Veiligheidszone’ in Panmunjeom scheidt slechts een betonnen stoeprand de twee vijanden van elkaar. Het is de enige plek waar de twee landen elkaar raken en waar soldaten beider naties elkaar in de ogen kijken, liefst zo intimiderend mogelijk. Nu boze buur Kim Jong-un raketten test, ondergrondse atoomproeven houdt, oorlogszuchtige taal uitslaat en de in 1953 afgesproken wapenstilstand heeft opgezegd, loopt de spanning verder op. Intussen gaan de dagtrips naar de grens gewoon door.
Dit oorlogsgebied is de meest bizarre toeristische attractie op aarde – compleet met fastfoodrestaurants, koffiekraampjes en een souvenirwinkel die behalve ansichtkaarten en reisgidsen ook de schouderbanden van VN-soldaten en Noord-Koreaanse bankbiljetten verkoopt. Er is zelfs een klein pretpark met botsautootjes, draaimolens en een piratenschip, de Super Viking. Het is er uitgestorven, maar kleurige lampjes flikkeren, vrolijke muziek schalt uit de speakers en achter een loketje zit een Koreaanse mevrouw klaar om kaartjes te verkopen. Het vreemdste pretpark op aarde.
Gesegregeerd uitgaan
“Natuurlijk willen we hereniging,” zegt Andy ’s avonds aan de bar van het chique Grand Hyatt met een panoramisch uitzicht op twinkelend Seoul. De geboren Koreaan woont al jaren in Londen en is op vakantie in zijn thuisland. “Die gekke Kim Jong-un mag dan op oorlogspad zijn, maar hij weet ook dat zijn land wordt weggevaagd zodra er één bom op Seoul valt. Die oorlogszuchtige taal is vooral voor de bühne, om zijn volk te tonen dat Noord-Korea een grote natie is. In werkelijkheid raakt het land steeds verder geïsoleerd; bondgenoot Rusland heeft zich van het regime gedistantieerd en ook China houdt zich nu afzijdig. Het land valt vanzelf om, dat is een kwestie van tijd.”
Zoals zoveel Aziatische metropolen komt ook Seoul pas na zonsondergang tot leven en in weerwil van Noord-Koreaanse krijgslust gaat dat leven gewoon door. De internationaal georiënteerde uitgaanswijk Itaewon is minstens zo levendig als het Amsterdamse Leidseplein op zaterdagavond. Hier hoppen Amerikaanse soldaten in burger, expats en toeristen van snackbar naar tranny bar naar bordeel, de locals doen in hun eigen uitgaanswijk Jongno hetzelfde, maar dan van eetkraampje naar biercafé naar karaokebar, terwijl de rijken zich per limo-taxi verplaatsen van designrestaurant naar loungebar naar vipclub in Gangnam.
“Koreanen zijn van nature niet erg toegankelijk, zelfs een tikkeltje xenofoob,” vertelt Andy die vanavond als gids fungeert. “Ze zijn graag onder elkaar en dus is uitgaan gesegregeerd: in de honderden karaokebars van Jongno ben je als westerling niet echt welkom. Je zal niet weggestuurd worden, maar ze zien je liever naar Itaewon gaan. Die wijk was nogal louche, maar de bordelen hebben grotendeels plaatsgemaakt voor leuke cafés en keurige restaurants, waar nu ook steeds meer Koreanen komen. Er komt dus wel verandering in: de hippe studentenwijk Hongdae, bijvoorbeeld, is meer gemengd.”
Bebaarde paleiswachten
Voor de poort van het Gyeongbokpaleis versperren pronte paleiswachten de doorgang. Ze zijn gehuld in traditionele gewaden van glimmend zijde in primaire kleuren, pompoenvormige hoofddeksels gekroond met pauwenveren, kletterend middeleeuws wapentuig als dolk, hellebaard of pijl en boog, en kolderieke harlekijnsschoenen. Curieus zijn hun volle zwarte baarden, terwijl de gemiddelde Koreaanse man met drie vlassige sprietjes gezichtshaar al enorm in zijn nopjes is. Deze sumungun lijken zo weggelopen uit de fopwinkel. Niettemin is de uurlijkse wisseling van de wacht een spektakel van klaroengeschal, tromgeroffel en vaandelgezwaai dat drommen toeristen trekt.
Eenmaal voorbij de poort oogt alles ineens een stuk authentieker. Gyeongbok is het grootste en oudste koninklijk paleis, zes eeuwen geleden gebouwd door de eerste koning van de Joseondynastie, verwoest door brand, van de grond af opnieuw opgebouwd en vervolgens platgebrand door de Japanse keizer. Drie eeuwen later werd het nogmaals herbouwd, zodat het tijdens de Japanse bezetting weer met de grond gelijk gemaakt kon worden. Het huidige complex is dus bijna nieuwbouw, toch is het een van de imposantste paleizen op aarde, waar je urenlang met open mond van verbazing en bewondering kan ronddwalen.
Van de woonvertrekken met de slaapkamers van de koning en koningin tot de bankethal waar ooit somptueuze schranspartijen plaatsvonden, alles staat er pico bello bij. Zo ook het parmantige paviljoen op een eilandje in de vijver waarop de koning ooit ronddobberde in een rijkelijk gedecoreerd roeibootje. Maar het pronkstuk is de troonzaal, met een gracieus dubbel doorzalend dak en uitbundig beschilderde dakranden, houten wanden en luiken. Zo zijn er nog driehonderd gebouwen met bijna zesduizend kamers. En dat is nog maar één paleis – er zijn er nog vier, waarvan het op de Werelderfgoedlijst genoteerde Changdeokpaleis een verplicht nummer is, vanwege de betoverende Verboden Tuin.
Traditioneel theedrinken
Een kabbelend muziekje klinkt terwijl twee dames in klederdracht synchroon heet water uit een kan in een kom schenken, vervolgens in een theepot en dan in een dozijn kopjes. Met een houten schepje wordt een afgepaste hoeveelheid thee in de theepot geschept en daar gaat heet water bovenop. Het water uit de kopjes gaat terug in de kom en zodra de thee heeft getrokken, wordt het sijpelend in de kopjes gegoten, die op een schoteltje en dan op een dienblad worden gezet. Pas als de theeceremoniemeesteressen hebben afgesloten met een beleefde buiging, mag de thee worden opgeslurpt – rustig nippend graag en niet, zoals een van de toeristen doet, ad fundum.
In Korea drink je niet zomaar even een kopje Pickwick. Darye, zoals de Koreaanse theeceremonie heet, is een meditatieve plechtigheid die minstens tien minuten duurt, maar ook zomaar twee uur in beslag kan nemen. In een millennium tijd werd het tot in de puntjes geperfectioneerd door Koreaanse koningen, boeddhistische monniken en Confucianistische kloosterlingen, dus is het niet zo vreemd dat je vandaag de dag in paleizen en tempels terecht kunt om zo’n theeceremonie mee te beleven. Zoals in Bongeunsa, een twaalf eeuwen oude zentempel tussen de flonkerende vijfsterrenhotels en megawinkelcentra van Gangnam, een soort P.C. Hooftstraat op stadsdeelformaat.
Midden in de hectiek van deze stad van 10 miljoen inwoners staat aan de overkant van de rivier, net buiten het toeristengedrang in de populaire oude winkelstraat Insadong, nog zo’n sereen rustpunt: de Jogyesa-tempel, het epicentrum van het Koreaanse zenboeddhisme. Buiten steken oude dametjes witte kaarsen en wierook aan, overal wapperen kleurige vlaggetjes in de wind, binnen wordt blootsvoets gebeden onder het toeziend oog van drie kolossale klatergouden Boeddha’s. Het is kenmerkend voor de Koreanen, die de wereld veroveren met innovatieve smartphones, stoere auto’s, bombastische K-pop, en nu ook met K-drama, melodramatische tv-series en films, maar tegelijkertijd vasthouden aan hun eeuwenoude cultuur en tradities.
De liefdestoren
“Waarom we hier zijn? Om onze liefde te beklinken.” Het jonge stelletje Jung en Jin is per kabelbaan naar de 236 meter hoge Namsan-toren gekomen voor een romantisch uitje. Net zoals Joon-Pyo en Jan-Di deden in de razend populaire tv-serie Boys over Flowers om elkaar te kussen bij zonsondergang en hun liefde te vereeuwigen door een slot aan de balustrade te klinken en de sleutel over de rand te gooien. Het is hier authentiek noch stil, niettemin werd ‘de liefdestoren’ uitgeroepen tot de meest romantische plek van Seoul – ook al wordt het spectaculaire uitzicht inmiddels grotendeels belemmerd door de tienduizenden‘love locks’.
Wij hebben GTST, Koreanen hebben K-drama. Alleen dan niet één, maar wel honderd soapseries om bij weg te zwijmelen, en behalve jong en knap zijn de hoofdrolspelers ook absolute supersterren. Gewone Koreanen doen hun idolen graag na; een favoriet tijdverdrijf is het bezoeken van de draailocaties van die tv-series. Dringen geblazen dus bovenop de Namsan-toren, maar ook voor de paardencarrousel in pretpark Lotte World, bekend van Stairway to Heaven. Talloze cafés en restaurants, musea, luxehotels, spa’s en winkelcentra zagen het bezoekersaantal exploderen nadat ze dienden als decor voor een K-drama.
Prettige bijkomstigheid van die massahysterie: als de spanning tussen de beide Korea’s echt tot het kookpunt oploopt en de dagtripjes naar de grens worden opgeschort, kan je altijd nog naar het andere Panmunjeom. De ‘Gedeelde Veiligheidszone’ werd even buiten Seoul opgebouwd als filmset voor JSA (2000), een van de best bezochte Koreaanse films aller tijden, over de vriendschap tussen een Noord- en een Zuid-Koreaanse soldaat die uitmondt in een dodelijk schietincident. De drie babyblauwe barakken, Zuid-Koreaanse soldaten met gebalde vuisten en Noord-Koreaanse soldaten met verrekijkers: ze staan er allemaal, maar dan van bordkarton.