Midden in de Zweedse natuur ligt een machtig mooi meer dat ’s winters stijf opvriest tot eindeloze ijsbaan. Misschien wel Europa’s leukste ijsparadijs, nu ook voor schaatsfanaten die de Hollandse kwakkelwinter willen ontvluchten.
Zelfs de blonde bewoners vragen zich wel eens af wat ze eigenlijk te zoeken hebben in Östersund, een non-descript stadje in het hart van Zweden. Maar da’s alleen ’s zomers, want ’s winters is alles anders. De sneeuw komt met bakken uit de hemel, de binnenstad wordt opgeleukt met lichtjes, blauwogige witte husky’s rennen enthousiast door de eindeloze bossen en in het winterstadion op de berg viert de lokale bevolking haar eigen Olympische Winterspelen.
Dé troef is Storsjön, het ‘grote meer’ dat stijf bevroren is. De bewoners komen massaal sneeuwscooteren, ijswandelen, langlaufen en wakvissen. Maar alles draait om de schaatsbaan: met liefde geveegd, geschaafd en gedweild, vijfentwintig kilometer lang en rechttoe-rechtaan over natuurijs van hartje centrum helemaal naar Marieby en weer terug. Een Östersunder is geen Östersunder als hij niet dagelijks zijn schaatsen onderbindt.
Hier kun je schaatsen zonder zorgen en tot je erbij neervalt, dag in dag uit en met absolute ijsgarantie. Een winters pretpark van jewelste.Geen Zweed die echter bedacht dat toeristen dat ook wel eens leuk zouden kunnen vinden. Welnee, toeristen willen skiën en daarvoor gaan ze naar de Alpen. En áls ze al naar Zweden komen, gaan ze naar Åre, een uurtje verderop het bekendste wintersportoord. Toeristen hebben in Östersund niks te zoeken, dachten ze in Östersund, en ze hielden hun ijsparadijs lekker voor zichzelf.
Schaatskampioen
Totdat twee struise Hollandsen op wintervakantie aan de borreltafel aan de praat raakten met niet zomaar een Zweed. Heleen en Martine waren net hun eigen ijsreisbureautje begonnen, gespecialiseerd in ijszeilcursussen en schaatssafari’s op de Stockholmse meren, en de Zweed in kwestie was Tomas Gustafson, ooit als ‘koning van de lange afstanden’ Europees, wereld- en Olympisch kampioen. Hou je van schaatsen, vertelde Gustafson het duo, dan moet je naar Östersund. Heleen en Martine vertrokken spoorslags en haalden hun hart op.
Of die dekselse Östersunders wisten wat voor fanatieke schaatsfans Hollanders wel niet zijn, riep het tweetal uit bij het Turistbyrån, en hoe zát ze die Hollandse kwakkelwinters zijn. “Eén en één is twee: wij hebben de schaatsers en jullie het ijs. Breng ze bij elkaar en je hebt een hit.” Dat is een idee, bedacht de VVV, en vorig jaar arriveerden de eerste Hollanders in Östersund voor een weekje schaatsvakantie. Het werd een mediahype: terwijl Robin en Chantal uit Woerden de schaatsen onderbonden, werden ze langs alle kanten geïnterviewd. De lokale krant, televisie en radio stonden er bol van.
Heleen en Martine hebben hun zaakjes in Östersund goed geregeld. Wie van januari tot eind maart arriveert, wordt opgevangen door hun host, de zoete Joachim. Hij wijst de Hollanders het hotel van hun keuze, vertelt waar ze schaatsen kunnen huren en verricht allerlei regelarij, van sneeuwscootertocht tot huskysafari. Dikke kans dat hij op het ijs staat als je hem belt op z’n mobiel, want zelf is Joachim verzot op schaatsen.
Net als fietsen
Ook ik wil het ijs op, en wel nu. Geen punt: kwestie van ijzers onderbinden en gaan. Maar hoe moet het ook alweer? Lang gelee leerde mijn vader me schaatsen op het bevroren weiland achter het huis, maar sindsdien was geen Hollandse winter nog streng genoeg.
Schaatsen is net als fietsen: dat verleer je niet. Moeiteloos glijd ik het meer op, klaar voor meteen maar een halve schaatsmarathon. Alleen jammer dat het weer er anders over denkt. Een sneeuwstormpje beneemt me het zicht op de ruige natuur aan weerszijden van het meer en hoe dik ingepakt ik ook ben, de Zweedse wind blaast dwars door mijn lange wollen onderbroek heen. Na een halfuur blauwbekken houd ik het voor gezien.
Bij terugkomst word ik onthaald als het verloren schaap: Joachim staat klaar met koffie, de ijsmeester stookt het kampvuur op en een buurtbewoner biedt me zijn heupfles aquavit aan. Terwijl ik opwarm verklaren ze me gedrieën voor gek dat ik zonodig het meer op moest, uitgerekend vandaag. Schaatsen doe je met het zonnetje op je bolletje. En dat is bijna alle dagen – als ik de volgende ochtend de hotelgordijnen opentrek, fluiten de vogeltjes midwinter onder een straalblauwe hemel. De komende dagen is de schaatspret gerieflijker.
Bevroren snorren
Als ik opnieuw de Zweedse schaatsen onderklik en het meer op glijd, is de natuur wél te zien, en wel in volle glorie. Een eindeloos witbesneeuwd kerstbomenbos is het, waarmee Anton Pieck wel raad geweten had. Her en der komt een knusse rookpluim uit de schoorsteen van een rode blokhut, af en toe steekt een eland of rendier zijn snoet om een boomstam heen om nieuwsgierig de voorbijglijdende schaatsers te bekoekeloeren. Bruine beren wonen hier ook, maar zij zijn verzonken in hun winterslaap.
De zon schijnt en dat schaatst fijn, zelfs tegen de flinke vriesbries in. Een thermometer in het stadje vermelde tien graden onder nul, maar de gevoelstemperatuur is het dubbele; koud genoeg om mijn wenkbrauwen te laten bevriezen. Een koppel lokale schaatsers komt voorbij met beginnende ijspegeltjes in hun snorren.
Het kan de pret niet drukken; gewoon doorschaatsen en ik word vanzelf warm. Dat gaat heel soepel op deze gedroomde ijsvloer: spiegelglad als kunstijs en hemelsblauw. Ik ga als een speer en rijd voor mijn gevoel een heuse Zweedse Elfstedentocht. Hier hoeft echter geen centimeter te worden gekluund; almaar rechtdoor gaat het, van opstapplaats Badhusparken over een stijf bevroren uitloper van het meer naar het dorpje Brunflo met een koek-en-zopiehutje, dan rechtsomkeert naar Frösön voor een ommetje om het eilandje Andersön en, na een laatste tussenstop met Zweedse glühwein, zoete broodjes, warme worstjes en indrukwekkende vergezichten, terug naar Östersund.
Oud-Hollandsch ijsvertier
De geveegde ijsbaan was tijdens mijn bezoek vijfentwintig kilometer lang, maar wordt dit seizoen wegens succes verlengd tot vijftig kilometer. Werk aan de winkel voor de ijsmeester. Voorlopig kan het parcours nog naar hartelust worden uitgebreid. Storsjö betekent niet voor niets ‘het Grote Meer’; het is immens genoeg om er complete driedubbele schaatsmarathons uit te zetten. Plek genoeg voor álle Nederlandse schaatsliefhebbers.
Bij de winterkiosk in het Badhusparken is het een drukte van belang. ’s Zomers wordt hier gezwommen en gezond, nu knappert het kampvuur en warmen schaatsers op met een bekertje brännvinn. De joviale ijsmeester rent rond om het iedereen naar de zin te maken en de kleintjes bouwen verwoed aan een ijspaleis, terwijl de ondergaande zon de hemel oranjerood kleurt. Een gezellige boel. Zo moet een Oud-Hollandsch dagje ijsvertier ook ooit zijn geweest.
Ook na het schaatsen is er volop vertier. Jamtli blijkt een ingesneeuwd sprookje: binnen is een duizend jaar oud vikingentapijt de topattractie, buiten is het Östersund van 1895 gereconstrueerd, compleet met houten huisjes, winkeltjes en minikermis. Het blijft bij een bliksembezoek, want ik ontdek het museum pas aan het einde van mijn weekje winterpret.
Duizenderlei dingen had ik intussen te doen: op de arrenslee voor een bloedstollende huskysafari, knuffelen met de allermachtigste viervoeters op de elandenboerderij, sneeuwschoenwandelen door witte kerstboombossen, een spoedcursus biatlon in het winterstadion en een speurtocht naar het fameuze meermonster. Voor wie écht niet zonder kan is aan de overkant van het meer een skipiste. Maar ík heb ze geen moment gemist, die lange latten.